Niederländisch
Detailübersetzungen für samendoen (Niederländisch) ins Deutsch
samendoen:
-
samendoen
-
samendoen
zusammen tun; gemeinsam machen-
zusammen tun Verb (tue zusammen, tust zusammen, tut zusammen, tat zusammen, tatet zusammen, zusammen getan)
-
gemeinsam machen Verb
-
Konjugationen für samendoen:
o.t.t.
- doe samen
- doet samen
- doet samen
- doen samen
- doen samen
- doen samen
o.v.t.
- deed samen
- deed samen
- deed samen
- deden samen
- deden samen
- deden samen
v.t.t.
- heb samengedaan
- hebt samengedaan
- heeft samengedaan
- hebben samengedaan
- hebben samengedaan
- hebben samengedaan
v.v.t.
- had samengedaan
- had samengedaan
- had samengedaan
- hadden samengedaan
- hadden samengedaan
- hadden samengedaan
o.t.t.t.
- zal samendoen
- zult samendoen
- zal samendoen
- zullen samendoen
- zullen samendoen
- zullen samendoen
o.v.t.t.
- zou samendoen
- zou samendoen
- zou samendoen
- zouden samendoen
- zouden samendoen
- zouden samendoen
diversen
- doe samen!
- doet samen!
- samengedaan
- samendoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für samendoen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Zusammentun | samendoen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gemeinsam machen | samendoen | |
zusammen tun | samendoen | |
- | samenwerken |