Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. smiespelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für smiespelen (Niederländisch) ins Deutsch

smiespelen:

smiespelen Verb (smiespel, smiespelt, smiespelde, smiespelden, gesmiespeld)

  1. smiespelen (fluisteren; smoezen)
    flüstern; tuscheln; säuseln; munkeln; lispeln; zischeln
    • flüstern Verb (flüstre, flüsterst, flüstert, flüsterte, flüstertet, geflüstert)
    • tuscheln Verb (tuschele, tuschelst, tuschelt, tuschelte, tuscheltet, getuschelt)
    • säuseln Verb (säusele, säuselst, säuselt, säuselte, säuseltet, gesäuselt)
    • munkeln Verb (munkele, munkelst, munkelt, munkelte, munkeltet, gemunkelt)
    • lispeln Verb (b, lispelst, lispelt, lispelte, lispeltet, gelispelt)
    • zischeln Verb (zischele, zischelst, zischelt, zischelte, zischeltet, gezischelt)

Konjugationen für smiespelen:

o.t.t.
  1. smiespel
  2. smiespelt
  3. smiespelt
  4. smiespelen
  5. smiespelen
  6. smiespelen
o.v.t.
  1. smiespelde
  2. smiespelde
  3. smiespelde
  4. smiespelden
  5. smiespelden
  6. smiespelden
v.t.t.
  1. heb gesmiespeld
  2. hebt gesmiespeld
  3. heeft gesmiespeld
  4. hebben gesmiespeld
  5. hebben gesmiespeld
  6. hebben gesmiespeld
v.v.t.
  1. had gesmiespeld
  2. had gesmiespeld
  3. had gesmiespeld
  4. hadden gesmiespeld
  5. hadden gesmiespeld
  6. hadden gesmiespeld
o.t.t.t.
  1. zal smiespelen
  2. zult smiespelen
  3. zal smiespelen
  4. zullen smiespelen
  5. zullen smiespelen
  6. zullen smiespelen
o.v.t.t.
  1. zou smiespelen
  2. zou smiespelen
  3. zou smiespelen
  4. zouden smiespelen
  5. zouden smiespelen
  6. zouden smiespelen
en verder
  1. ben gesmiespeld
  2. bent gesmiespeld
  3. is gesmiespeld
  4. zijn gesmiespeld
  5. zijn gesmiespeld
  6. zijn gesmiespeld
diversen
  1. smiespel!
  2. smiespelt!
  3. gesmiespeld
  4. smiespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für smiespelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flüstern fluisteren; smiespelen; smoezen fluisteren; lispelen; sissen
lispeln fluisteren; smiespelen; smoezen fluisteren; lispelen; mompelen; prevelen; sissen; slissen
munkeln fluisteren; smiespelen; smoezen emailleren; moffelen; slissen
säuseln fluisteren; smiespelen; smoezen draaien; kolken; ronddraaien; ruisen; suizelen; suizen; temen; zacht ruisen
tuscheln fluisteren; smiespelen; smoezen fluisteren; lispelen; sissen
zischeln fluisteren; smiespelen; smoezen fluisteren; lispelen; sissen