Niederländisch
Detailübersetzungen für te eten geven (Niederländisch) ins Deutsch
te eten geven:
-
te eten geven (voeden; voeren; voederen; spijzigen; eten geven)
Konjugationen für te eten geven:
o.t.t.
- geef te eten
- geeft te eten
- geeft te eten
- geven te eten
- geven te eten
- geven te eten
o.v.t.
- gaf te eten
- gaf te eten
- gaf te eten
- gaven te eten
- gaven te eten
- gaven te eten
v.t.t.
- heb te eten gegeven
- hebt te eten gegeven
- heeft te eten gegeven
- hebben te eten gegeven
- hebben te eten gegeven
- hebben te eten gegeven
v.v.t.
- had te eten gegeven
- had te eten gegeven
- had te eten gegeven
- hadden te eten gegeven
- hadden te eten gegeven
- hadden te eten gegeven
o.t.t.t.
- zal te eten geven
- zult te eten geven
- zal te eten geven
- zullen te eten geven
- zullen te eten geven
- zullen te eten geven
o.v.t.t.
- zou te eten geven
- zou te eten geven
- zou te eten geven
- zouden te eten geven
- zouden te eten geven
- zouden te eten geven
en verder
- ben te eten gegeven
- bent te eten gegeven
- is te eten gegeven
- zijn te eten gegeven
- zijn te eten gegeven
- zijn te eten gegeven
diversen
- geef te eten!
- geeft te eten!
- te eten gegeven
- te eten gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze