Niederländisch
Detailübersetzungen für ten val komen (Niederländisch) ins Deutsch
ten val komen:
-
ten val komen (op zijn bek gaan; vallen; onderuitgaan)
fallen; stürzen; hinfallen; ausrutschen; fliegen; stolpern; straucheln; purzeln-
ausrutschen Verb (rutsche aus, rutschst aus, rutscht aus, rutschte aus, rutschtet aus, ausgerutscht)
Konjugationen für ten val komen:
o.t.t.
- kom ten val
- komt ten val
- komt ten val
- komen ten val
- komen ten val
- komen ten val
o.v.t.
- kwam ten val
- kwam ten val
- kwam ten val
- kwamen ten val
- kwamen ten val
- kwamen ten val
v.t.t.
- ben ten val gekomen
- bent ten val gekomen
- is ten val gekomen
- zijn ten val gekomen
- zijn ten val gekomen
- zijn ten val gekomen
v.v.t.
- was ten val gekomen
- was ten val gekomen
- was ten val gekomen
- waren ten val gekomen
- waren ten val gekomen
- waren ten val gekomen
o.t.t.t.
- zal ten val komen
- zult ten val komen
- zal ten val komen
- zullen ten val komen
- zullen ten val komen
- zullen ten val komen
o.v.t.t.
- zou ten val komen
- zou ten val komen
- zou ten val komen
- zouden ten val komen
- zouden ten val komen
- zouden ten val komen
diversen
- kom ten val!
- komt ten val!
- ten val gekomen
- ten val komend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze