Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. thuis:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für thuis (Niederländisch) ins Deutsch

thuis:

thuis adv

  1. thuis
    zu Hause; im Hause
  2. thuis
    zu Hause; daheim

thuis [het ~] Nomen

  1. het thuis (woning; huis; verblijf; residentie; woonhuis)
    die Wohnung; Zuhause; Heim; der Wohnort; der Sitz; der Wohnsitz
  2. het thuis (heem)
    die Heimat; Haus und Herd; Heimatland; der Heimatboden
  3. het thuis
    Zuhause

Übersetzung Matrix für thuis:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Haus und Herd heem; thuis
Heim huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis asiel; hospitium; opvangcentrum
Heimat heem; thuis bakermat; geboortegrond; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; thuisland; vaderland
Heimatboden heem; thuis bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; thuisland; vaderland
Heimatland heem; thuis bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; thuisland; vaderland
Sitz huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis crapaud; fauteuil; gestoelte; luie stoel; makkelijke stoel; pasvorm; stoel; zetel; zitplaats
Wohnort huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis woonplaats
Wohnsitz huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis domicilie; verblijfplaats; vestigingsplaats; woonplaats
Wohnung huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis accommodatie; appartement; behuizing; honk; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats
Zuhause huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
daheim thuis
im Hause thuis binnen; binnenshuis; binnenskamers
zu Hause thuis

Verwandte Definitionen für "thuis":

  1. in je woning1
    • mijn dochter moet om tien uur thuis zijn1

Wiktionary Übersetzungen für thuis:

thuis
noun
  1. een plek waar iemand woont en zich veilig voelt
thuis
adverb
  1. süddeutsch, österreichisch, schweizerisch: zu Hause, in der Heimat
  1. Unternehmen, Firma

Cross Translation:
FromToVia
thuis zu Hause at home — In one's place of residence
thuis Zuhause; Nest; Elternhaus home — childhood or parental home
thuis zu Hause; daheim; zuhause home — at home
thuis Bude place — informal: house or home

Verwandte Übersetzungen für thuis