Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uitschieten plantkunde:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitschieten plantkunde (Niederländisch) ins Deutsch

uitschieten plantkunde:

uitschieten plantkunde Verb

  1. uitschieten plantkunde (spruiten; uitschieten)
    sprießen; sein; stammen; entkeimen; ausschießen
    • sprießen Verb (sprieße, sprießt, sproß, sprosset, gesprossen)
    • sein Verb (bin, bist, ist, war, wart, gewesen)
    • stammen Verb (stamme, stammst, stammt, stammte, stammtet, gestammt)
    • entkeimen Verb (entkeime, entkeimst, entkeimt, entkeimte, entkeimtet, entkeimt)
    • ausschießen Verb (schieße aus, schießt aus, schoß aus, schoßt aus, ausgeschossen)

Übersetzung Matrix für uitschieten plantkunde:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausschießen spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde
entkeimen spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde oprijzen; rijzen; spruiten; voortspruiten
sein spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde behoren bij; behoren tot; toebehoren aan; zijn; zijn van
sprießen spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde spruiten; voortspruiten
stammen spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für uitschieten plantkunde