Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vasten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vasten (Niederländisch) ins Deutsch

vasten:

vasten [de ~ (m)] Nomen

  1. de vasten (onthouden)
    die Enthaltung; die Enthaltsamkeit; der Verzicht

vasten Verb (vast, vastte, vastten, gevast)

  1. vasten (abstineren)
    fasten; enthalten
    • fasten Verb (faste, fastest, fastet, fastete, fastetet, gefast)
    • enthalten Verb (enthalte, enthältest, enthält, enthielt, enthieltet, enthalten)

Konjugationen für vasten:

o.t.t.
  1. vast
  2. vast
  3. vast
  4. vastten
  5. vastten
  6. vastten
o.v.t.
  1. vastte
  2. vastte
  3. vastte
  4. vastten
  5. vastten
  6. vastten
v.t.t.
  1. heb gevast
  2. hebt gevast
  3. heeft gevast
  4. hebben gevast
  5. hebben gevast
  6. hebben gevast
v.v.t.
  1. had gevast
  2. had gevast
  3. had gevast
  4. hadden gevast
  5. hadden gevast
  6. hadden gevast
o.t.t.t.
  1. zal vasten
  2. zult vasten
  3. zal vasten
  4. zullen vasten
  5. zullen vasten
  6. zullen vasten
o.v.t.t.
  1. zou vasten
  2. zou vasten
  3. zou vasten
  4. zouden vasten
  5. zouden vasten
  6. zouden vasten
en verder
  1. ben gevast
  2. bent gevast
  3. is gevast
  4. zijn gevast
  5. zijn gevast
  6. zijn gevast
diversen
  1. vast!
  2. vast!
  3. gevast
  4. vastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vasten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Enthaltsamkeit onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
Enthaltung onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
Verzicht onthouden; vasten 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouding; verbreken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enthalten abstineren; vasten abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; behelzen; bevatten; bijsluiten; bijvoegen; hongerstaken; inhouden; insluiten; omtrekken; onthouden; opnemen; opslaan; toevoegen
fasten abstineren; vasten hongerstaken

Wiktionary Übersetzungen für vasten:

vasten
noun
  1. een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt
verb
  1. zich onthouden van voedsel

Cross Translation:
FromToVia
vasten Fasten; Fastenzeit Lent — period of penitence for Christians before Easter
vasten fasten fast — to abstain from or eat very little food
vasten Fastenzeit fasting — period of time when one abstains from or eats very little food
vasten Fastenzeit carême — christianisme‎|fr temps d’abstinence et de jeûne qui comprendre quarante-six jours entre le mardi gras et le jour de Pâques, et pendant lequel un certain nombre de jeûnes, d’abstinences et d’autres privations sont ordonnées par l’Église.
vasten Fasten jeûneabstention totale d’aliments.
vasten fasten jeûnermanger peu, manger moins qu’il ne falloir, ou même ne pas manger du tout, soit par une privation volontaire, soit par une abstinence forcer et faute d’aliments.