Niederländisch
Detailübersetzungen für versuft (Niederländisch) ins Deutsch
versuft:
-
versuft (soezerig; suf; geesteloos; mat; dof; daas)
betäubt; stumpfsinnig; dösig; duselig-
betäubt Adjektiv
-
stumpfsinnig Adjektiv
-
dösig Adjektiv
-
duselig Adjektiv
-
-
versuft (slaperig; lodderig; suffig; dommelig)
schläfrig; dösig; duselig; verschlafen; schlaftrunken-
schläfrig Adjektiv
-
dösig Adjektiv
-
duselig Adjektiv
-
verschlafen Adjektiv
-
schlaftrunken Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für versuft:
Verwandte Wörter für "versuft":
versuffen:
-
versuffen
Konjugationen für versuffen:
o.t.t.
- versuf
- versuft
- versuft
- versuffen
- versuffen
- versuffen
o.v.t.
- versufte
- versufte
- versufte
- versuften
- versuften
- versuften
v.t.t.
- heb versuft
- hebt versuft
- heeft versuft
- hebben versuft
- hebben versuft
- hebben versuft
v.v.t.
- had versuft
- had versuft
- had versuft
- hadden versuft
- hadden versuft
- hadden versuft
o.t.t.t.
- zal versuffen
- zult versuffen
- zal versuffen
- zullen versuffen
- zullen versuffen
- zullen versuffen
o.v.t.t.
- zou versuffen
- zou versuffen
- zou versuffen
- zouden versuffen
- zouden versuffen
- zouden versuffen
diversen
- versuf!
- versuft!
- versuft
- versuffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für versuffen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
verblöden | versuffen |