Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vervliegen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vervliegen (Niederländisch) ins Deutsch

vervliegen:

vervliegen Verb (vervlieg, vervliegt, vervloog, vervlogen, vervlogen)

  1. vervliegen (verdampen; tot damp worden)
    verdampfen; verfliegen; zunehmen; evaporieren
    • verdampfen Verb (verdampfe, verdampfst, verdampft, verdampfte, verdampftet, verdampft)
    • verfliegen Verb (verfliege, verfliegst, verfliegt, verflog, verflogt, verflogen)
    • zunehmen Verb (nehme zu, nimmst zu, nimmt zu, nahm zu, nahmt zu, zugenommen)
    • evaporieren Verb (evaporiere, evaporierst, evaporiert, evaporierte, evaporiertet, evaporiert)

Konjugationen für vervliegen:

o.t.t.
  1. vervlieg
  2. vervliegt
  3. vervliegt
  4. vervliegen
  5. vervliegen
  6. vervliegen
o.v.t.
  1. vervloog
  2. vervloog
  3. vervloog
  4. vervlogen
  5. vervlogen
  6. vervlogen
v.t.t.
  1. ben vervlogen
  2. bent vervlogen
  3. is vervlogen
  4. zijn vervlogen
  5. zijn vervlogen
  6. zijn vervlogen
v.v.t.
  1. was vervlogen
  2. was vervlogen
  3. was vervlogen
  4. waren vervlogen
  5. waren vervlogen
  6. waren vervlogen
o.t.t.t.
  1. zal vervliegen
  2. zult vervliegen
  3. zal vervliegen
  4. zullen vervliegen
  5. zullen vervliegen
  6. zullen vervliegen
o.v.t.t.
  1. zou vervliegen
  2. zou vervliegen
  3. zou vervliegen
  4. zouden vervliegen
  5. zouden vervliegen
  6. zouden vervliegen
diversen
  1. vervlieg!
  2. vervliegt!
  3. vervlogen
  4. vervliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vervliegen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
evaporieren tot damp worden; verdampen; vervliegen dikker worden; verdikken
verdampfen tot damp worden; verdampen; vervliegen
verfliegen tot damp worden; verdampen; vervliegen vervluchtigen
zunehmen tot damp worden; verdampen; vervliegen aangroeien; aankomen; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dikker worden; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opzetten; rijzen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; zwaarder worden