Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vrijhouden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vrijhoud (Niederländisch) ins Deutsch

vrijhouden:

vrijhouden Verb (houd vrij, houdt vrij, hield vrij, hielden vrij, vrijgehouden)

  1. vrijhouden (openhouden)
    freihalten; offenhalten
    • freihalten Verb (halte frei, hältst frei, hält frei, hielt frei, hieltet frei, freigehalten)
    • offenhalten Verb (halte offen, hältst offen, hält offen, hielt offen, offengehalten)

Konjugationen für vrijhouden:

o.t.t.
  1. houd vrij
  2. houdt vrij
  3. houdt vrij
  4. houden vrij
  5. houden vrij
  6. houden vrij
o.v.t.
  1. hield vrij
  2. hield vrij
  3. hield vrij
  4. hielden vrij
  5. hielden vrij
  6. hielden vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgehouden
  2. hebt vrijgehouden
  3. heeft vrijgehouden
  4. hebben vrijgehouden
  5. hebben vrijgehouden
  6. hebben vrijgehouden
v.v.t.
  1. had vrijgehouden
  2. had vrijgehouden
  3. had vrijgehouden
  4. hadden vrijgehouden
  5. hadden vrijgehouden
  6. hadden vrijgehouden
o.t.t.t.
  1. zal vrijhouden
  2. zult vrijhouden
  3. zal vrijhouden
  4. zullen vrijhouden
  5. zullen vrijhouden
  6. zullen vrijhouden
o.v.t.t.
  1. zou vrijhouden
  2. zou vrijhouden
  3. zou vrijhouden
  4. zouden vrijhouden
  5. zouden vrijhouden
  6. zouden vrijhouden
diversen
  1. houd vrij!
  2. houdt vrij!
  3. vrijgehouden
  4. vrijhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vrijhouden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
freihalten openhouden; vrijhouden iemand in het ongewisse laten; reserveren; voorbehouden
offenhalten openhouden; vrijhouden iemand in het ongewisse laten; reserveren; voorbehouden

Wiktionary Übersetzungen für vrijhouden:


Cross Translation:
FromToVia
vrijhouden reservieren; buchen; vorbehalten; zurückbehalten réservergarder, retenir quelque chose d’un tout, une chose entre plusieurs autres.