Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. wijder maken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wijder maken (Niederländisch) ins Deutsch

wijder maken:

wijder maken Verb

  1. wijder maken (verwijden)
    erweitern; dehnen; ausweiten; ausbreiten; verbreitern
    • erweitern Verb (erweitere, erweiterst, erweitert, erweiterte, erweitertet, erweitert)
    • dehnen Verb (dehne, dehnst, dehnt, dehnte, dehntet, gedehnt)
    • ausweiten Verb (wiete aus, wietest aus, wietet aus, wietete aus, wietetet aus, ausgeweitet)
    • ausbreiten Verb (breite aus, breitest aus, breitet aus, breitete aus, breitetet aus, ausgebreitet)
    • verbreitern Verb (verbreitere, verbreiterst, verbreitert, verbreiterte, verbreitertet, verbreitert)

Übersetzung Matrix für wijder maken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausbreiten verwijden; wijder maken aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; breder maken; breed uitmeten; de hoogte ingaan; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; opzetten; spreiden; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; verbreden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
ausweiten verwijden; wijder maken aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; oprekken; opzetten; rekken; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
dehnen verwijden; wijder maken krammen; met een kram vastmaken; oprekken; opspannen; rekken; spannen; uitstrekken; zich uitrekken
erweitern verwijden; wijder maken breder maken; expanderen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
verbreitern verwijden; wijder maken breder maken; verbreden

Verwandte Übersetzungen für wijder maken