Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Angeber
|
druktemaker; zenuwlijder
|
bluffer; bluffers; branieschopper; charlatan; dikdoener; dikdoeners; gladjanus; gluiperd; grootspreker; haantje; hol vat; kwakzalver; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijder; opsnijders; pocher; pochers; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; wonderdokter
|
Aufschneider
|
druktemaker; zenuwlijder
|
blaaskaak; bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; grootspreker; herrieschopper; hol vat; kabaalmaker; lawaaimaker; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijder; opsnijders; pocher; pochers; praalhansen; praatjesmaker; praatjesmakers; showbinken; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
|
Dicktuer
|
druktemaker; zenuwlijder
|
bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; hol vat; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijder; opsnijders; pocher; pochers; praalhansen; praatjesmakers; showbinken; snoever; snoevers; spekkoper; spekkopers; windbuil; windbuilen
|
Großmaul
|
druktemaker; zenuwlijder
|
bluffer; brulboei; dikdoener; een vreemde snuiter; grootspreker; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; schreeuwer; schreeuwlelijk; snoeshaan; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
|
Großsprecher
|
druktemaker; zenuwlijder
|
blaaskaak; bluffer; dikdoener; grootspreker; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmaker; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
|
Großtuer
|
druktemaker; zenuwlijder
|
bluffer; branie; dikdoener; dikdoenerij; dikdoeners; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepper; opschepperij; opscheppers; opsnijder; patser; pocher; praalzucht; praatjesmakers; snoever; snoeverij; snoevers; windbuil; windbuilen
|
Nervenbündel
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
|
Nervenkranke
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
neurote; zenuwlijdster
|
Nervenpatient
|
zenuwlijder; zenuwpatiënt
|
zenuwpatiënt
|
Neurotiker
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
neurote; zenuwlijdster
|
Prahler
|
druktemaker; zenuwlijder
|
dikdoeners; een vreemde snuiter; grootspreker; hol vat; leeg vat; opschepper; opsnijder; snoeshaan; snoever
|
Rabatzmacher
|
druktemaker; herrieschopper; zenuwlijder
|
|
Rabauke
|
druktemaker; herrieschopper; zenuwlijder
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; rabauw; schoffie; schoft; schoftje; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; vlegel; vlerk
|
Schussel
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; minkukel; neurote; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken; zenuwlijdster
|
Schwätzer
|
druktemaker; zenuwlijder
|
bluffer; bluffers; dikdoener; opschepper; opscheppers; opsnijders; pocher; pochers; praalhansen; praatjesmakers; showbinken; snoever; snoevers; tater; veelprater; windbuil; windbuilen; zwammers
|
Sprücheklopfer
|
druktemaker; herrieschopper; zenuwlijder
|
|
Wichtigtuer
|
druktemaker; herrieschopper; zenuwlijder
|
bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; levenmaker; opschepper; opscheppers; opsnijder; opsnijders; patser; pocher; pochers; praalhans; praatjesmakers; showbink; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
|