Niederländisch
Detailübersetzungen für zweterig (Niederländisch) ins Deutsch
zweterig:
-
zweterig (naar zweet ruikend)
schweißig; verschwitzt; beschwitzt; weich; feucht; schwammig; schweißbedeckt; riechend nach Schweiss-
schweißig Adjektiv
-
verschwitzt Adjektiv
-
beschwitzt Adjektiv
-
weich Adjektiv
-
feucht Adjektiv
-
schwammig Adjektiv
-
schweißbedeckt Adjektiv
-
riechend nach Schweiss Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für zweterig:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beschwitzt | naar zweet ruikend; zweterig | bezweet; met zweet bedekt |
feucht | naar zweet ruikend; zweterig | humide; kil; klam; koud en vochtig; nat; nattig; obsceen; schuin; vies; vochtig; vunzig; zedeloos |
riechend nach Schweiss | naar zweet ruikend; zweterig | |
schwammig | naar zweet ruikend; zweterig | afgedempt; gedempt; niet helder; onduidelijk; sponsachtig; sponzig; vaag |
schweißbedeckt | naar zweet ruikend; zweterig | bezweet; met zweet bedekt |
schweißig | naar zweet ruikend; zweterig | bezweet; met zweet bedekt |
verschwitzt | naar zweet ruikend; zweterig | bezweet; doorzweet; met zweet bedekt |
weich | naar zweet ruikend; zweterig | clement; goedhartig; krukkig; mak; mild; mollig; murw; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teerhartig; volslank; week; weekhartig; welwillend; zacht; zacht aanvoelend; zachtaardig; zwak |