Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. afsplitsen:
  2. Wiktionary:
    • afsplitsen → fork


Niederländisch

Detailübersetzungen für afsplitsen (Niederländisch) ins Englisch

afsplitsen:

afsplitsen Verb (splits af, splitst af, splitste af, splitsten af, afgesplitst)

  1. afsplitsen (afsplijten)
    to split off; to strip off
    • split off Verb (splits off, split off, splitting off)
    • strip off Verb (strips off, stripped off, stripping off)
  2. afsplitsen (separeren; scheiden; afscheiden; splitsen; afzonderen)
    to separate; to differentiate; to tear off
    • separate Verb (separates, separated, separating)
    • differentiate Verb (differentiates, differentiated, differentiating)
    • tear off Verb (tears off, tore off, tearing off)
    to split
    – separate into parts or portions 1
    • split Verb (splits, split, splitting)
  3. afsplitsen (afzonderen; afscheiden; isoleren)
    to dissociate from; to separate; to isolate; to place apart
    • dissociate from Verb (dissociates from, dissociated from, dissociating from)
    • separate Verb (separates, separated, separating)
    • isolate Verb (isolates, isolated, isolating)
    • place apart Verb (places apart, placed apart, placing apart)

Konjugationen für afsplitsen:

o.t.t.
  1. splits af
  2. splitst af
  3. splitst af
  4. splitsen af
  5. splitsen af
  6. splitsen af
o.v.t.
  1. splitste af
  2. splitste af
  3. splitste af
  4. splitsten af
  5. splitsten af
  6. splitsten af
v.t.t.
  1. ben afgesplitst
  2. bent afgesplitst
  3. is afgesplitst
  4. zijn afgesplitst
  5. zijn afgesplitst
  6. zijn afgesplitst
v.v.t.
  1. was afgesplitst
  2. was afgesplitst
  3. was afgesplitst
  4. waren afgesplitst
  5. waren afgesplitst
  6. waren afgesplitst
o.t.t.t.
  1. zal afsplitsen
  2. zult afsplitsen
  3. zal afsplitsen
  4. zullen afsplitsen
  5. zullen afsplitsen
  6. zullen afsplitsen
o.v.t.t.
  1. zou afsplitsen
  2. zou afsplitsen
  3. zou afsplitsen
  4. zouden afsplitsen
  5. zouden afsplitsen
  6. zouden afsplitsen
diversen
  1. splits af!
  2. splitst af!
  3. afgesplitst
  4. afsplitsende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afsplitsen [znw.] Nomen

  1. afsplitsen (afsplijting; afsplitsing; afsplijten)
    the split

Übersetzung Matrix für afsplitsen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
differentiate maken van onderscheid; onderscheiding
split afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing gleuf; kier; opening; scheur; sleuf; torn
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
differentiate afscheiden; afsplitsen; afzonderen; scheiden; separeren; splitsen differentiëren; nuanceren; onderscheid aanbrengen in; schakeren
dissociate from afscheiden; afsplitsen; afzonderen; isoleren
isolate afscheiden; afsplitsen; afzonderen; isoleren afdichten; afzijdig stellen; dichten; isoleren; koudebestendig maken
place apart afscheiden; afsplitsen; afzonderen; isoleren uit elkaar plaatsen; uiteenplaatsen; uiteenzetten
separate afscheiden; afsplitsen; afzonderen; isoleren; scheiden; separeren; splitsen afzonderen; apart zetten; delen; hakken; in stukken hakken; isoleren; loskoppelen; opdelen; opsplitsen; scheiden; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uitsplitsen; van elkaar gaan
split afscheiden; afsplitsen; afzonderen; scheiden; separeren; splitsen hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
split off afsplijten; afsplitsen
strip off afsplijten; afsplitsen
tear off afscheiden; afsplitsen; afzonderen; scheiden; separeren; splitsen afrukken; afscheuren
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
separate afzonderlijk; alleenstaand; apart; besloten; bijzonder; enig; enig in zijn soort; gescheiden; geïsoleerd; los van elkaar; losstaand; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; op zich; op zichzelf staand; privé; separaat; uniek; vrijstaand
split gespleten; gevorkt

Wiktionary Übersetzungen für afsplitsen:

afsplitsen
verb
  1. computer science: to split a software project
  2. computer science: to spawn a new child process