Niederländisch
Detailübersetzungen für afschrik (Niederländisch) ins Englisch
afschrikken:
-
afschrikken (verschrikken; bang maken)
-
afschrikken
Konjugationen für afschrikken:
o.t.t.
- schrik af
- schrikt af
- schrikt af
- schrikken af
- schrikken af
- schrikken af
o.v.t.
- schrikte af
- schrikte af
- schrikte af
- schrikten af
- schrikten af
- schrikten af
v.t.t.
- heb afgeschrikt
- hebt afgeschrikt
- heeft afgeschrikt
- hebben afgeschrikt
- hebben afgeschrikt
- hebben afgeschrikt
v.v.t.
- had afgeschrikt
- had afgeschrikt
- had afgeschrikt
- hadden afgeschrikt
- hadden afgeschrikt
- hadden afgeschrikt
o.t.t.t.
- zal afschrikken
- zult afschrikken
- zal afschrikken
- zullen afschrikken
- zullen afschrikken
- zullen afschrikken
o.v.t.t.
- zou afschrikken
- zou afschrikken
- zou afschrikken
- zouden afschrikken
- zouden afschrikken
- zouden afschrikken
diversen
- schrik af!
- schrikt af!
- afgeschrikt
- afschrikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afschrikken (verjagen; wegjagen)
the chasing away
Übersetzung Matrix für afschrikken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
chasing away | afschrikken; verjagen; wegjagen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
deter | afschrikken; bang maken; verschrikken | aarzelen; dubben; ophouden; talmen; temporiseren; vertragen; weifelen |
frighten away | afschrikken; bang maken; verschrikken | |
frighten off | afschrikken; bang maken; verschrikken | |
scare | afschrikken | angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; verschrikken |
scare off | afschrikken; bang maken; verschrikken |
Wiktionary Übersetzungen für afschrikken:
afschrikken
Cross Translation:
verb
afschrikken
-
het bijzonder snel afkoelen van een heet voorwerp door het in een koelvloeistof te dompelen
- afschrikken → quench
verb
-
to frighten or cause hesitation; to daunt
-
to discourage
-
cool rapidly by immersion
-
rapid cooling of hot metal object
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afschrikken | → frighten; startle | ↔ effrayer — remplir de frayeur. |
Wiktionary Übersetzungen für afschrik:
afschrik
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afschrik | → abomination; abhorrence; horror; loathing; atrocity | ↔ abomination — horreur, dégoût qu’on ressentir pour une personne ou une chose. |
• afschrik | → aversion; abhorrence; abomination; horror; loathing | ↔ aversion — Violente antipathie, répugnance. |
• afschrik | → disgust; abhorrence; abomination; horror; loathing | ↔ dégoût — manque de goût, d’appétit. |
• afschrik | → repulsion | ↔ répulsion — physique|fr action de repousser, état de ce qui est repoussé. |