Niederländisch
Detailübersetzungen für voortrekken (Niederländisch) ins Englisch
voortrekken:
-
voortrekken (iemand begunstigen; voorschuiven)
-
voortrekken (bevoordelen; begunstigen; voorschuiven)
Konjugationen für voortrekken:
o.t.t.
- trek voor
- trekt voor
- trekt voor
- trekken voor
- trekken voor
- trekken voor
o.v.t.
- trok voor
- trok voor
- trok voor
- trokken voor
- trokken voor
- trokken voor
v.t.t.
- heb voorgetrokken
- hebt voorgetrokken
- heeft voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
v.v.t.
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
- zal voortrekken
- zult voortrekken
- zal voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
o.v.t.t.
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
diversen
- trek voor!
- trekt voor!
- voorgetrokken
- voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für voortrekken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
favor | begunstiging; bevoorrechting; dienst; gunst | |
favour | begunstiging; bevoorrechting; dienst; gunst | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
favor | begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | bevoorrechten; voorrechten toekennen |
favour | begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | bevoorrechten; voorrechten toekennen |
give preference | begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken | bevoorrechten; voorrechten toekennen |
slide in front | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | duwen; opschuiven; voorin schuiven; voorschuiven; vooruitschuiven |
- | bevoordelen; matsen |
Synonyms for "voortrekken":
Verwandte Definitionen für "voortrekken":
Wiktionary Übersetzungen für voortrekken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortrekken | → prefer | ↔ aimer mieux — préférer, aimer une chose par préférence à une autre. |
• voortrekken | → prefer | ↔ préférer — Mettre au-dessus, aimer mieux, se déterminer en faveur d’une personne, d’une chose plutôt que d’une autre. |