Niederländisch

Detailübersetzungen für uitspreiden (Niederländisch) ins Englisch

uitspreiden:

uitspreiden Verb (spreid uit, spreidt uit, spreidde uit, spreidden uit, uitgespreid)

  1. uitspreiden (klaar leggen)
    to spread; to put ready; to lay out
    • spread Verb (spreads, spread, spreading)
    • put ready Verb (puts ready, put ready, putting ready)
    • lay out Verb (lays out, laid out, laying out)
  2. uitspreiden (openvouwen; ontvouwen; uitklappen; )
    to unfold; to spread out; to fold out; to fold open
    • unfold Verb (unfolds, unfolded, unfolding)
    • spread out Verb (spreads out, spread out, spreading out)
    • fold out Verb (folds out, folded out, folding out)
    • fold open Verb (folds open, folded open, folding open)

Konjugationen für uitspreiden:

o.t.t.
  1. spreid uit
  2. spreidt uit
  3. spreidt uit
  4. spreiden uit
  5. spreiden uit
  6. spreiden uit
o.v.t.
  1. spreidde uit
  2. spreidde uit
  3. spreidde uit
  4. spreidden uit
  5. spreidden uit
  6. spreidden uit
v.t.t.
  1. heb uitgespreid
  2. hebt uitgespreid
  3. heeft uitgespreid
  4. hebben uitgespreid
  5. hebben uitgespreid
  6. hebben uitgespreid
v.v.t.
  1. had uitgespreid
  2. had uitgespreid
  3. had uitgespreid
  4. hadden uitgespreid
  5. hadden uitgespreid
  6. hadden uitgespreid
o.t.t.t.
  1. zal uitspreiden
  2. zult uitspreiden
  3. zal uitspreiden
  4. zullen uitspreiden
  5. zullen uitspreiden
  6. zullen uitspreiden
o.v.t.t.
  1. zou uitspreiden
  2. zou uitspreiden
  3. zou uitspreiden
  4. zouden uitspreiden
  5. zouden uitspreiden
  6. zouden uitspreiden
en verder
  1. ben uitgespreid
  2. bent uitgespreid
  3. is uitgespreid
  4. zijn uitgespreid
  5. zijn uitgespreid
  6. zijn uitgespreid
diversen
  1. spreid uit!
  2. spreidt uit!
  3. uitgespreid
  4. uitspreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitspreiden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
spread banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fold open ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen
fold out ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen uitsmeren
lay out klaar leggen; uitspreiden klaarleggen; klaarzetten
put ready klaar leggen; uitspreiden alvast neerzetten; klaarleggen; klaarzetten
spread klaar leggen; uitspreiden een boodschap uitdragen; rondstrooien; spreiden; uitdragen; uitwrijven; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
spread out ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen uitsmeren
unfold ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen afrollen; ontplooien; ontrollen; ontwikkelen; openklappen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; uitrollen; uitsmeren
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
spread gespreid

Wiktionary Übersetzungen für uitspreiden:

uitspreiden
verb
  1. to extend, stretch out (limbs etc)

Cross Translation:
FromToVia
uitspreiden deploy; spread out; roll out déployerétendre, développer ce qui ployer.
uitspreiden anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute étendre — Traductions à trier suivant le sens