Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Englisch ->übersetze aangeboren

übersetze aangeboren von Niederländische ins Englisch

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

aangeboren:
- inborn; innate; native; natural
Wiktionary:
- aangeboren → innate, native, indigenous, congenital
- aangeboren → innate, inborn, natural
User Contributed Translations for aangeboren:
- congenital

Niederländisch

Detailübersetzungen für aangeboren (Niederländisch) ins Englisch

aangeboren:

aangeboren Adjektiv

aangeboren (ingeboren)
inborn; innate; native; natural
- inborn Adjektiv
- innate Adjektiv
- native Adjektiv
- natural Adjektiv
aangeboren (van nature aanwezig; natuurlijk; eigen)
innate; natural; inborn
- innate Adjektiv
- natural Adjektiv
- inborn Adjektiv

Übersetzung Matrix für aangeboren:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
native		autochtoon; inboorling; inboorlinge; ingeborene; inlander; naturel; oorpronkelijke bewoner
natural		huidkleur; natuurtalent; vleeskleur
Adjective	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
inborn	aangeboren; eigen; ingeboren; natuurlijk; van nature aanwezig	inheemse; inlandse
innate	aangeboren; eigen; ingeboren; natuurlijk; van nature aanwezig	inheemse; inlandse
native	aangeboren; ingeboren	autochtoon; binnenlandse; inheems; inheemse; inlands; inlandse; nationale; systeemeigen
natural	aangeboren; eigen; ingeboren; natuurlijk; van nature aanwezig	inheemse; inlandse; natuurlijk; nietig; ongedwongen; ongekunsteld; ongeldig

Verwandte Wörter für "aangeboren":

aangeborene

Wiktionary Übersetzungen für aangeboren:

aangeboren

adjective

bij de geboorte verkregen eigenschappen
- aangeboren → innate

aangeboren

adjective

belonging to one by birth
- native → aangeboren; moeder-; geboorte-
innate, inborn
- indigenous → aangeboren; ingeboren; overgeërfd
present since birth
- congenital → aangeboren

Cross Translation:

From	To	Via
• aangeboren	→ innate; inborn	↔ inné — didactique\|fr Qui naître avec nous, est héréditaire et déterminé naître, même si cela se manifeste après la naissance.
• aangeboren	→ natural	↔ naturel — Qui est relatif à la nature, à l’ensemble des êtres et des choses, à l’ordre qui les régit.