Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. besturing:


Niederländisch

Detailübersetzungen für besturing (Niederländisch) ins Englisch

besturing:

besturing [de ~ (v)] Nomen

  1. de besturing (bediening)
    the steering; the servants; the personnel; the manpower; the employees; the staff
  2. de besturing (gedrag; houding; leiding; rijrichting; plan)
    the quotation; the stock price; the rate
    the value
    – the amount (of money or goods or services) that is considered to be a fair equivalent for something else 1
    • value [the ~] Nomen
      • he tried to estimate the value of the produce at normal prices1
    the price
    – The market value or exchange value of a product. 2
  3. de besturing
    the control
    – Management of a computer and its processing abilities so as to maintain order as tasks and activities are carried out. Control applies to measures designed to ensure error-free actions carried out at the right time and in the right order relative to other data-handling or hardware-based activities. 2

Übersetzung Matrix für besturing:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
control besturing afstelknop; beheer; beheersing; bescherming; bestrijding; besturingselement; bewaking; controle; hoede; mate van bekwaamheid; surveillance; toezicht; voogdij; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg
employees bediening; besturing employees; personeel; staf; werknemers
manpower bediening; besturing arbeider; arbeidskracht; arbeidskrachten; employees; klerk; mankracht; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer; werknemers
personnel bediening; besturing employees; personeel; staf; werknemers
price besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting prijs
quotation besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting aanhaling; citaat; notering; offerte; prijskaartje; prijsopgave
rate besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting herleidingskoers; koers; tarief; valuta; wisselkoers
servants bediening; besturing bodes; dienaars; dienaressen; dienstboden; dienstbodes; employees; huishoudelijke hulp; huispersoneel; meiden; onderdanen; werknemers
staff bediening; besturing employees; kader; leidinggevend personeel; personeel; staf; werknemers
steering bediening; besturing
stock price besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting
value besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting belang; betekenis; herleidingskoers; koers; nut; valuta; waarde; wisselkoers; zin
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
control bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
price prijzen; van een prijs voorzien
rate aanslaan; taxeren
staff bemannen
value becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken