Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. initiëren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für initiëren (Niederländisch) ins Englisch

initiëren:

initiëren Verb

  1. initiëren (op gang brengen)
    to initiate; start off; to set

Übersetzung Matrix für initiëren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
initiate adept; ingewijde; insider
set accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep; groep van twee of meer; hoop; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; samenscholing; set; span; stel; strijd; troep; wedstrijd
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
initiate initiëren; op gang brengen aankaarten; aansnijden; aanvoeren; engageren; entameren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; inviteren; inwijden; naar voren brengen; ontgroenen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; plechtig bevestigen; poneren; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitnodigen
set initiëren; op gang brengen deponeren; gelijkzetten; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
start off initiëren; op gang brengen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
set star; strak; strakgespannen; verstard

Wiktionary Übersetzungen für initiëren:

initiëren
verb
  1. inwijden, invoeren
initiëren
verb
  1. to begin; to start
  2. to initiate something