Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. opsnorren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opsnort (Niederländisch) ins Englisch

opsnorren:

opsnorren Verb (snor op, snort op, snorde op, snorden op, opgesnord)

  1. opsnorren (opduikelen; opscharrelen)
    to hunt out; to pick up; to dig up
    • hunt out Verb (hunts out, hunted out, hunting out)
    • pick up Verb (picks up, picked up, picking up)
    • dig up Verb (digs up, digged up, digging up)

Konjugationen für opsnorren:

o.t.t.
  1. snor op
  2. snort op
  3. snort op
  4. snorren op
  5. snorren op
  6. snorren op
o.v.t.
  1. snorde op
  2. snorde op
  3. snorde op
  4. snorden op
  5. snorden op
  6. snorden op
v.t.t.
  1. heb opgesnord
  2. hebt opgesnord
  3. heeft opgesnord
  4. hebben opgesnord
  5. hebben opgesnord
  6. hebben opgesnord
v.v.t.
  1. had opgesnord
  2. had opgesnord
  3. had opgesnord
  4. hadden opgesnord
  5. hadden opgesnord
  6. hadden opgesnord
o.t.t.t.
  1. zal opsnorren
  2. zult opsnorren
  3. zal opsnorren
  4. zullen opsnorren
  5. zullen opsnorren
  6. zullen opsnorren
o.v.t.t.
  1. zou opsnorren
  2. zou opsnorren
  3. zou opsnorren
  4. zouden opsnorren
  5. zouden opsnorren
  6. zouden opsnorren
en verder
  1. ben opgesnord
  2. bent opgesnord
  3. is opgesnord
  4. zijn opgesnord
  5. zijn opgesnord
  6. zijn opgesnord
diversen
  1. snor op!
  2. snort op!
  3. opgesnord
  4. opsnorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opsnorren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dig up opduikelen; opscharrelen; opsnorren afgraven; graven; opdelven; opgraven; opsnuffelen; rooien; scheppen; uitvissen
hunt out opduikelen; opscharrelen; opsnorren
pick up opduikelen; opscharrelen; opsnorren aanhouden; aanleren; absorberen; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; bijeenzamelen; eigen maken; gevangennemen; incorporeren; inlijven; inrekenen; leren; meenemen; opeenhopen; ophalen; opnemen; opnemen in groter geheel; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; sparen; vergaren; verwerven; verzamelen; weghalen; wegnemen