Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. overzenden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overzenden (Niederländisch) ins Englisch

overzenden:

overzenden Verb (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)

  1. overzenden (geld overmaken; overschrijven; overboeken)
    to transfer; to deposit; to remit; to send
    • transfer Verb (transfers, transferred, transferring)
    • deposit Verb (deposits, deposited, depositing)
    • remit Verb (remits, remitted, remitting)
    • send Verb (sends, sent, sending)
  2. overzenden
    to beam
    – To transfer information between mobile devices or a device and desktop computer using infrared (IR) or Bluetooth. 1
    • beam Verb (beams, beamed, beaming)

Konjugationen für overzenden:

o.t.t.
  1. zend over
  2. zendt over
  3. zendt over
  4. zenden over
  5. zenden over
  6. zenden over
o.v.t.
  1. zond over
  2. zond over
  3. zond over
  4. zonden over
  5. zonden over
  6. zonden over
v.t.t.
  1. heb overgezonden
  2. hebt overgezonden
  3. heeft overgezonden
  4. hebben overgezonden
  5. hebben overgezonden
  6. hebben overgezonden
v.v.t.
  1. had overgezonden
  2. had overgezonden
  3. had overgezonden
  4. hadden overgezonden
  5. hadden overgezonden
  6. hadden overgezonden
o.t.t.t.
  1. zal overzenden
  2. zult overzenden
  3. zal overzenden
  4. zullen overzenden
  5. zullen overzenden
  6. zullen overzenden
o.v.t.t.
  1. zou overzenden
  2. zou overzenden
  3. zou overzenden
  4. zouden overzenden
  5. zouden overzenden
  6. zouden overzenden
diversen
  1. zend over!
  2. zendt over!
  3. overgezonden
  4. overzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overzenden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beam balk; dwarsbalk; dwarshout; juk; kruishout; ritshout; straal; straalbundel; stralenbundel
deposit aanbetaling; afzetsel; belegging; bezinksel; deposito; depot; drab; droesem; geldbelegging; grondsop; grondsoppen; inleg; investering; kit; kleefstof; lijm; minimum inleg; plak; plaksel; residu; sediment; statiegeld; storting; zetsel
transfer cessie; doorgifte; doorverbinden; gegevensoverdracht; overboeking; overdracht; overmaking; overplaatsing; overschrijving; overstap; overstapstation; transport; verruiling; verzending; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beam overzenden blaken; flikkeren; fonkelen; glanzen; glunderen; iets uitstralen; licht uitzenden; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
deposit geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden aanbetalen; bijstorten; deponeren; in bewaring geven; leggen; neerleggen; neerzetten; op rekening storten; plaatsen; stationeren; storten; zetten
remit geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden deponeren; doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; storten; toezenden; uitkeren; zenden
send geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; doen toekomen; iem. iets sturen; leveren; opsturen; overhandigen; overmaken; posten; rondbrengen; sturen; thuisbezorgen; toeleveren; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
transfer geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden afdragen; anders boeken; disloqueren; overbrengen; overdragen aan; overplaatsen; overzetten; roeren; standplaats veranderen; transponeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten