Niederländisch
Detailübersetzungen für stamden (Niederländisch) ins Englisch
stamden form of stammen:
-
stammen (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; ontspruiten; spruiten)
originate from; to derive from; decend from; to sprout; to spring from-
originate from Verb
-
decend from Verb
-
Konjugationen für stammen:
o.t.t.
- stam
- stamt
- stamt
- stammen
- stammen
- stammen
o.v.t.
- stamde
- stamde
- stamde
- stamden
- stamden
- stamden
v.t.t.
- heb gestamd
- hebt gestamd
- heeft gestamd
- hebben gestamd
- hebben gestamd
- hebben gestamd
v.v.t.
- had gestamd
- had gestamd
- had gestamd
- hadden gestamd
- hadden gestamd
- hadden gestamd
o.t.t.t.
- zal stammen
- zult stammen
- zal stammen
- zullen stammen
- zullen stammen
- zullen stammen
o.v.t.t.
- zou stammen
- zou stammen
- zou stammen
- zouden stammen
- zouden stammen
- zouden stammen
en verder
- ben gestamd
- bent gestamd
- is gestamd
- zijn gestamd
- zijn gestamd
- zijn gestamd
diversen
- stam!
- stamt!
- gestamd
- stammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stammen (volksstammen)
-
de stammen (boomstammen)