Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. verzoenend:
  2. verzoenen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verzoenend (Niederländisch) ins Spanisch

verzoenend:


verzoenen:

verzoenen Verb (verzoen, verzoent, verzoende, verzoenden, verzoend)

  1. verzoenen (bijleggen; schikken)

Konjugationen für verzoenen:

o.t.t.
  1. verzoen
  2. verzoent
  3. verzoent
  4. verzoenen
  5. verzoenen
  6. verzoenen
o.v.t.
  1. verzoende
  2. verzoende
  3. verzoende
  4. verzoenden
  5. verzoenden
  6. verzoenden
v.t.t.
  1. heb verzoend
  2. hebt verzoend
  3. heeft verzoend
  4. hebben verzoend
  5. hebben verzoend
  6. hebben verzoend
v.v.t.
  1. had verzoend
  2. had verzoend
  3. had verzoend
  4. hadden verzoend
  5. hadden verzoend
  6. hadden verzoend
o.t.t.t.
  1. zal verzoenen
  2. zult verzoenen
  3. zal verzoenen
  4. zullen verzoenen
  5. zullen verzoenen
  6. zullen verzoenen
o.v.t.t.
  1. zou verzoenen
  2. zou verzoenen
  3. zou verzoenen
  4. zouden verzoenen
  5. zouden verzoenen
  6. zouden verzoenen
diversen
  1. verzoen!
  2. verzoent!
  3. verzoend
  4. verzoenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verzoenen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ajustir bijleggen; schikken; verzoenen bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen
dirimir bijleggen; schikken; verzoenen ruzie bijleggen; uitpraten

Wiktionary Übersetzungen für verzoenen:

verzoenen
verb
  1. vrede laten sluiten

Cross Translation:
FromToVia
verzoenen reconciliar reconcile — to restore a friendly relationship
verzoenen acordar réconcilierremettre d’accord ensemble des personnes qui étaient brouiller.