Niederländisch
Detailübersetzungen für putten uit (Niederländisch) ins Spanisch
uitputten:
-
uitputten (moe maken; vermoeien; slopen; afmatten)
cansar; agotar; consumirse; aflojar; morir de sed-
cansar Verb
-
agotar Verb
-
consumirse Verb
-
aflojar Verb
-
morir de sed Verb
-
-
uitputten (verzwakken; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
debilitarse; debilitar; aflojarse; perder fuerza-
debilitarse Verb
-
debilitar Verb
-
aflojarse Verb
-
perder fuerza Verb
-
Konjugationen für uitputten:
o.t.t.
- put uit
- put uit
- put uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
o.v.t.
- putte uit
- putte uit
- putte uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
v.t.t.
- ben uitgeput
- bent uitgeput
- is uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
v.v.t.
- was uitgeput
- was uitgeput
- was uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
o.t.t.t.
- zal uitputten
- zult uitputten
- zal uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
o.v.t.t.
- zou uitputten
- zou uitputten
- zou uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
diversen
- put uit!
- put uit!
- uitgeput
- uitputtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitputten:
Wiktionary Übersetzungen für uitputten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitputten | → agotar | ↔ exhaust — to empty by drawing or letting out the contents |
• uitputten | → saquear | ↔ plunder — to use or use up wrongfully |
• uitputten | → cansar | ↔ weary — to make weary |
• uitputten | → demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |