Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für opbergen (Niederländisch) ins Spanisch
opbergen:
-
opbergen (archiveren; opslaan; bewaren)
-
opbergen (wegbergen)
-
opbergen (wegsluiten; wegbergen)
Konjugationen für opbergen:
o.t.t.
- berg op
- bergt op
- bergt op
- bergen op
- bergen op
- bergen op
o.v.t.
- borg op
- borg op
- borg op
- borgen op
- borgen op
- borgen op
v.t.t.
- heb opgeborgen
- hebt opgeborgen
- heeft opgeborgen
- hebben opgeborgen
- hebben opgeborgen
- hebben opgeborgen
v.v.t.
- had opgeborgen
- had opgeborgen
- had opgeborgen
- hadden opgeborgen
- hadden opgeborgen
- hadden opgeborgen
o.t.t.t.
- zal opbergen
- zult opbergen
- zal opbergen
- zullen opbergen
- zullen opbergen
- zullen opbergen
o.v.t.t.
- zou opbergen
- zou opbergen
- zou opbergen
- zouden opbergen
- zouden opbergen
- zouden opbergen
en verder
- ben opgeborgen
- bent opgeborgen
- is opgeborgen
- zijn opgeborgen
- zijn opgeborgen
- zijn opgeborgen
diversen
- berg op!
- bergt op!
- opgeborgen
- opberegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opbergen:
Wiktionary Übersetzungen für opbergen:
opbergen
Cross Translation:
verb
-
op een veilige plaats wegdoen
- opbergen → guardar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opbergen | → reservar | ↔ stash — store away for later use |
• opbergen | → remover; quitar | ↔ enlever — Déplacer vers le haut. |
• opbergen | → apretar | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |
• opbergen | → arrebatar; eliminar | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |