Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitdrukken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitdrukken (Niederländisch) ins Spanisch

uitdrukken:

uitdrukken Verb (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)

  1. uitdrukken (uitdrukking geven aan; uiten; verwoorden; uiting geven aan; vertolken)
  2. uitdrukken (leegknijpen; uitknijpen)

Konjugationen für uitdrukken:

o.t.t.
  1. druk uit
  2. drukt uit
  3. drukt uit
  4. drukken uit
  5. drukken uit
  6. drukken uit
o.v.t.
  1. drukte uit
  2. drukte uit
  3. drukte uit
  4. drukten uit
  5. drukten uit
  6. drukten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedrukt
  2. hebt uitgedrukt
  3. heeft uitgedrukt
  4. hebben uitgedrukt
  5. hebben uitgedrukt
  6. hebben uitgedrukt
v.v.t.
  1. had uitgedrukt
  2. had uitgedrukt
  3. had uitgedrukt
  4. hadden uitgedrukt
  5. hadden uitgedrukt
  6. hadden uitgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal uitdrukken
  2. zult uitdrukken
  3. zal uitdrukken
  4. zullen uitdrukken
  5. zullen uitdrukken
  6. zullen uitdrukken
o.v.t.t.
  1. zou uitdrukken
  2. zou uitdrukken
  3. zou uitdrukken
  4. zouden uitdrukken
  5. zouden uitdrukken
  6. zouden uitdrukken
en verder
  1. ben uitgedrukt
  2. bent uitgedrukt
  3. is uitgedrukt
  4. zijn uitgedrukt
  5. zijn uitgedrukt
  6. zijn uitgedrukt
diversen
  1. druk uit!
  2. drukt uit!
  3. uitgedrukt
  4. uitdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitdrukken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
decir zegje
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apagar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden afbakenen; afdempen; afdempen van geluid; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blussen; doven; neppen; omlijnen; prenten; smoren; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen; uitademen; uitblazen; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien
caracterizar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden aftekenen; contrasteren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; paraferen; tekenen; typeren; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken
decir uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
desembrollar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen
desenmarañar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen
desentrañar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
deshilarse uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
dictar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; voorschrijven
escoger uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden kiezen; stemmen; uitloten; zijn stem uitbrengen
expresar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden beschrijven; betonen; betuigen; formuleren; fraseren; inkleden; laten zien; overzetten; presenteren; spuien; tonen; translateren; uitbeelden; uiten; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken; vertonen; verwoorden; weergeven
exprimir leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen fijnmaken; inpersen; leegknijpen; persen; platdrukken; uitpersen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
hablar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden babbelen; bewust maken; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; speechen; spreken; wauwelen; zeggen; zwammen
parlar uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden babbelen; bewust maken; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zeggen; zwammen
pronunciarse uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden

Wiktionary Übersetzungen für uitdrukken:

uitdrukken
verb
  1. een gevoel of gedachte in taal verwoorden

Cross Translation:
FromToVia
uitdrukken expresar express — to convey meaning
uitdrukken expresar exprimer — Manifester une pensée
uitdrukken representar; describir; jugar; tocar; expresar; enunciar représenterprésenter de nouveau.

Verwandte Übersetzungen für uitdrukken