Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. signaleren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für signaleren (Niederländisch) ins Spanisch

signaleren:

Konjugationen für signaleren:

o.t.t.
  1. signaleer
  2. signaleert
  3. signaleert
  4. signaleren
  5. signaleren
  6. signaleren
o.v.t.
  1. signaleerde
  2. signaleerde
  3. signaleerde
  4. signaleerden
  5. signaleerden
  6. signaleerden
v.t.t.
  1. heb gesignaleerd
  2. hebt gesignaleerd
  3. heeft gesignaleerd
  4. hebben gesignaleerd
  5. hebben gesignaleerd
  6. hebben gesignaleerd
v.v.t.
  1. had gesignaleerd
  2. had gesignaleerd
  3. had gesignaleerd
  4. hadden gesignaleerd
  5. hadden gesignaleerd
  6. hadden gesignaleerd
o.t.t.t.
  1. zal signaleren
  2. zult signaleren
  3. zal signaleren
  4. zullen signaleren
  5. zullen signaleren
  6. zullen signaleren
o.v.t.t.
  1. zou signaleren
  2. zou signaleren
  3. zou signaleren
  4. zouden signaleren
  5. zouden signaleren
  6. zouden signaleren
en verder
  1. ben gesignaleerd
  2. bent gesignaleerd
  3. is gesignaleerd
  4. zijn gesignaleerd
  5. zijn gesignaleerd
  6. zijn gesignaleerd
diversen
  1. signaleer!
  2. signaleert!
  3. gesignaleerd
  4. signalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für signaleren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
percibir innen
ver aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
advertir bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen attenderen; bemerken; bespeuren; bewust maken; gewaarworden; informeren; inlichten; inseinen; kennisgeven van; merken; ontwaren; op de hoogte brengen; opmerken; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; voelen; waarnemen; waarschuwen; wijzen; zeggen; zien
constatar bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen bemerken; bepalen; constateren; determineren; opmerken; vaststellen
contemplar bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; afwegen; bedenken; bekijken; beschouwen; bespiegelen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; nadenken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; speurend kijken; staren; toezien; turen; waarnemen; zien
darse cuenta de bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; een blik werpen; gewaarworden; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; snappen; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
distinguir bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; bekijken; beseffen; differentiëren; doorzien; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; inzien; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; observeren; onderkennen; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; staren; te zien krijgen; tekenen; toeschouwen; turen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; waarnemen; zien
estar presente bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanwezig zijn; bijwonen; er zijn; erbij zijn; tegenwoordig zijn
notar bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanmerken; aanrekenen; aanschouwen; aanwrijven; bekijken; berispen; beschuldigen; blameren; gadeslaan; gispen; kijken; laken; nadragen; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; terechtwijzen; toeschouwen; turen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarnemen; zien
observar bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanmerken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
percatarse de bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; staren; te zien krijgen; toekijken; toezien; turen; waarmerken; waarnemen; zien
percibir bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bemerken; bespeuren; casseren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; staren; te zien krijgen; toeschouwen; toezien; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
señalar bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aanmerken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; berispen; bestempelen; certificeren; kijken; manen; merken; onderscheiden; onderstrepen; ontwaren; opmerken; seinen; signalen geven; staren; terechtwijzen; turen; vermanen; waarmerken; waarschuwen; wijzen naar; zien
ver bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; gadeslaan; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; toeschouwen; turen; waarmerken; waarnemen; weergeven; zien

Wiktionary Übersetzungen für signaleren:

signaleren
verb
  1. constateren en waarschuwen

Cross Translation:
FromToVia
signaleren señalar flag — computing: to signal
signaleren semáforo semaphore — to signal using semaphore
signaleren indicar; señalar signalerappeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose.
signaleren enfatizar; subrayar; señalar soulignertirer une ligne sous un mot, ou sous plusieurs mots.