Niederländisch

Detailübersetzungen für verstrekken (Niederländisch) ins Spanisch

verstrekken:

verstrekken Verb (verstrek, verstrekt, verstrekte, verstrekten, verstrekt)

  1. verstrekken (verlenen; geven; schenken)
  2. verstrekken (verschaffen)
  3. verstrekken
    dar
  4. verstrekken (geneesmiddel toedienen; toedienen; ingeven; geven)
  5. verstrekken (iemand iets toedienen; geven; ingeven; binnen gieten)

Konjugationen für verstrekken:

o.t.t.
  1. verstrek
  2. verstrekt
  3. verstrekt
  4. verstrekken
  5. verstrekken
  6. verstrekken
o.v.t.
  1. verstrekte
  2. verstrekte
  3. verstrekte
  4. verstrekten
  5. verstrekten
  6. verstrekten
v.t.t.
  1. heb verstrekt
  2. hebt verstrekt
  3. heeft verstrekt
  4. hebben verstrekt
  5. hebben verstrekt
  6. hebben verstrekt
v.v.t.
  1. had verstrekt
  2. had verstrekt
  3. had verstrekt
  4. hadden verstrekt
  5. hadden verstrekt
  6. hadden verstrekt
o.t.t.t.
  1. zal verstrekken
  2. zult verstrekken
  3. zal verstrekken
  4. zullen verstrekken
  5. zullen verstrekken
  6. zullen verstrekken
o.v.t.t.
  1. zou verstrekken
  2. zou verstrekken
  3. zou verstrekken
  4. zouden verstrekken
  5. zouden verstrekken
  6. zouden verstrekken
diversen
  1. verstrek!
  2. verstrekt!
  3. verstrekt
  4. verstrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verstrekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
suministrar leveren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
administrar binnen gieten; geven; iemand iets toedienen; ingeven; verstrekken aangrijpen; aanwenden; administreren; beheren; benutten; besturen; gebruiken; toepassen
administrar medicamentos geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verstrekken
conceder geven; schenken; verlenen; verstrekken beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; dulden; duren; geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; schenken; staven; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen
dar binnen gieten; geven; iemand iets toedienen; ingeven; schenken; verlenen; verschaffen; verstrekken aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; wenden; zwenken
entregar geven; schenken; verlenen; verstrekken aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afdragen; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; toesteken; uitbetalen
facilitar verschaffen; verstrekken aanmoedigen; bemakkelijken; gunnen; gunst verlenen; simplificeren; ter beschikking stellen; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen
poner a la disposición verschaffen; verstrekken ter beschikking stellen
procurar verschaffen; verstrekken ter beschikking stellen
proporcionar verschaffen; verstrekken aangeven; aanreiken; afgeven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; overgeven; overhandigen; schenken; ter beschikking stellen; toesteken; uitkeren
suministrar binnen gieten; geven; iemand iets toedienen; ingeven; schenken; verlenen; verstrekken aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; gunnen; gunst verlenen; leveren; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren; versturen; zenden

Wiktionary Übersetzungen für verstrekken:


Cross Translation:
FromToVia
verstrekken dar geben — jemandem etwas reichen bzw. in die Nähe oder Hände legen
verstrekken proveer liefernWare zum Käufer transportieren
verstrekken procurar verschaffen — sich etwas besorgen; dafür sorgen, dass jemand etwas bekommt
verstrekken mediar; dar lugar a; ocasionar; causar; instigar; maquinar; producir; procurar procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.