Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
grosero
|
|
boer; boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hork; hufter; kinkel; klootzak; lomperd; lomperik; onbeschofte man; onhoffelijkheid; proleet; vlegel
|
maleducado
|
|
brutale kerel; hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
descortés
|
boers; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ongemanierd; onhoffelijk
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; bot; indiscreet; kortaf; lomp; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbescheiden; onbeschoft; ongegeneerd; ongemanierd; onhebbelijk; onheus; onopgevoed; onvriendelijk; respectloos; zonder omhaal
|
desvergonzado
|
onbehoorlijk; onfatsoenlijk; ongehoord; onpassend; onwelgevoegelijk
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; onbeschaamd; onbeschoft; oneerbaar; ongegeneerd; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; respectloos; verkeerd; vlegelachtig
|
grosero
|
boers; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ongemanierd; onhoffelijk
|
aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; barbaars; beestachtig; bot; brutaal; bruut; doortrapt; dorps; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; grofgebouwd; honds; hondsbrutaal; inhumaan; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; monsterlijk; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onedel; ongegeneerd; ongelikt; onmenselijk; onopgevoed; ordinair; plat; platvloers; ploertig; respectloos; ruw; schofterig; schunnig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vrijpostig; vulgair; vunzig; wreed
|
impropio
|
onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk
|
abusievelijk; ernaast; fout; foutief; mis; niet goed vallend; oneerbaar; oneigenlijk; ongepast; onjuist; onkies; ontaard; onvertogen; onwaar; onzedelijk; onzedig; ten onrechte; verkeerd
|
incorrecto
|
onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onpassend; onwelgevoegelijk; onwelvoegelijk
|
brutaal; ernaast; fout; foutief; hondsbrutaal; mis; niet echt; onaardig; ongepast; onhartelijk; onhebbelijk; onjuist; onkies; onoorbaar; ontoelaatbaar; onverdraagzaam; onvertogen; onvriendelijk; onwaar; onwelwillend; ten onrechte; vals; verkeerd; vrijpostig
|
indecente
|
onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onpassend; onwelgevoegelijk; onwelvoegelijk
|
aan lager wal; aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; bedorven; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; obsceen; onedel; oneerbaar; ongepast; onkies; onkuis; onrein; ontaard; onvertogen; onwelgevoeglijk; onzedelijk; onzedig; onzindelijk; ploertig; rot; rottig; schandalig; schandelijk; schuin; schurft hebbend; schurftachtig; schurftig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verfoeilijk; vergaan; verkeerd; verlopen; verrot; vies; vlegelachtig; vunzig; zedeloos; zondig
|
maleducado
|
boers; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ongemanierd; onhoffelijk
|
aanmatigend; bot; dorps; lomp; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; ongemanierd; onopgevoed; respectloos
|