Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für verkopen (Niederländisch) ins Spanisch

verkopen:

Konjugationen für verkopen:

o.t.t.
  1. verkoop
  2. verkoopt
  3. verkoopt
  4. verkopen
  5. verkopen
  6. verkopen
o.v.t.
  1. verkocht
  2. verkocht
  3. verkocht
  4. verkochten
  5. verkochten
  6. verkochten
v.t.t.
  1. heb verkocht
  2. hebt verkocht
  3. heeft verkocht
  4. hebben verkocht
  5. hebben verkocht
  6. hebben verkocht
v.v.t.
  1. had verkocht
  2. had verkocht
  3. had verkocht
  4. hadden verkocht
  5. hadden verkocht
  6. hadden verkocht
o.t.t.t.
  1. zal verkopen
  2. zult verkopen
  3. zal verkopen
  4. zullen verkopen
  5. zullen verkopen
  6. zullen verkopen
o.v.t.t.
  1. zou verkopen
  2. zou verkopen
  3. zou verkopen
  4. zouden verkopen
  5. zouden verkopen
  6. zouden verkopen
en verder
  1. ben verkocht
  2. bent verkocht
  3. is verkocht
  4. zijn verkocht
  5. zijn verkocht
  6. zijn verkocht
diversen
  1. verkoop!
  2. verkoopt!
  3. verkocht
  4. verkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verkopen [het ~] Nomen

  1. het verkopen
    el vender

Übersetzung Matrix für verkopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
vender verkopen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
comercializar verhandelen; verkopen
comerciar verhandelen; verkopen handel drijven; handelen
consumir el tiempo parrandeando verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen
derrochar verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen doorjagen; opmaken; verbruiken; wegsmijten
desperdiciar verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen haspelen; kwijt raken; tot een warboel maken; vergieten; verliezen; verprutsen; verwarren; wegmaken; wegsmijten; zoek maken; zoekmaken
despilfarrar verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen doorjagen; opmaken; potverteren; verbruiken; versjacheren; wegsmijten
dilapidar verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen wegsmijten
gastarse todo el dinero verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen opmaken; potverteren; versjacheren
malgastar verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen verbeuzelen; verdoen; verknoeien; verlummelen; verspillen; wegsmijten
vender verhandelen; verkopen iets verkopen; slijten; van de hand doen
venderse verhandelen; verkopen

Antonyme für "verkopen":


Verwandte Definitionen für "verkopen":

  1. het aan een ander geven in ruil voor geld1
    • hij heeft zijn auto aan Arie verkocht1

Wiktionary Übersetzungen für verkopen:

verkopen
verb
  1. goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven

Cross Translation:
FromToVia
verkopen vender sell — to agree to transfer goods or provide services
verkopen vender verkaufen — einen Gegenstand, eine Ware gegen Geld abgeben
verkopen dividir; partir débitervendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
verkopen vender vendrealiéner une chose, transporter, céder à quelqu’un la propriété d’une chose pour un certain prix, contre une somme d'argent.

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für verkopen