Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanvallen (Niederländisch) ins Spanisch
aanvallen:
-
aanvallen (attaqueren; overvallen; bestormen)
Konjugationen für aanvallen:
o.t.t.
- val aan
- valt aan
- valt aan
- vallen aan
- vallen aan
- vallen aan
o.v.t.
- viel aan
- viel aan
- viel aan
- vielen aan
- vielen aan
- vielen aan
v.t.t.
- heb aangevallen
- hebt aangevallen
- heeft aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
v.v.t.
- had aangevallen
- had aangevallen
- had aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
o.t.t.t.
- zal aanvallen
- zult aanvallen
- zal aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
o.v.t.t.
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
diversen
- val aan!
- valt aan!
- aangevallen
- aanvallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanvallen (attaqueren)
Übersetzung Matrix für aanvallen:
Antonyme für "aanvallen":
Verwandte Definitionen für "aanvallen":
Wiktionary Übersetzungen für aanvallen:
aanvallen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) aangrijpen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvallen | → atacar | ↔ attack — to apply violent force |
• aanvallen | → agredir; acometer; atacar | ↔ agresser — attaquer |
• aanvallen | → acometer; asaltar; saltear | ↔ assaillir — propre|fr (figuré) attaquer vivement par surprise. |
• aanvallen | → atacar; saltear; agredir; acometer; atracar | ↔ attaquer — assaillir par agression. |