Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für animeren (Niederländisch) ins Spanisch
animeren:
-
animeren (stimuleren; aanzetten; aansporen)
Konjugationen für animeren:
o.t.t.
- animeer
- animeert
- animeert
- animeren
- animeren
- animeren
o.v.t.
- animeerde
- animeerde
- animeerde
- animeerden
- animeerden
- animeerden
v.t.t.
- heb geanimeerd
- hebt geanimeerd
- heeft geanimeerd
- hebben geanimeerd
- hebben geanimeerd
- hebben geanimeerd
v.v.t.
- had geanimeerd
- had geanimeerd
- had geanimeerd
- hadden geanimeerd
- hadden geanimeerd
- hadden geanimeerd
o.t.t.t.
- zal animeren
- zult animeren
- zal animeren
- zullen animeren
- zullen animeren
- zullen animeren
o.v.t.t.
- zou animeren
- zou animeren
- zou animeren
- zouden animeren
- zouden animeren
- zouden animeren
diversen
- animeer!
- animeert!
- geanimeerd
- animerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze