Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. appelleren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für appelleren (Niederländisch) ins Spanisch

appelleren:

appelleren Verb (appelleer, appelleert, appelleerde, appelleerden, geappelleerd)

  1. appelleren (appèl aantekenen)
  2. appelleren (appèl aantekenen)

Konjugationen für appelleren:

o.t.t.
  1. appelleer
  2. appelleert
  3. appelleert
  4. appelleren
  5. appelleren
  6. appelleren
o.v.t.
  1. appelleerde
  2. appelleerde
  3. appelleerde
  4. appelleerden
  5. appelleerden
  6. appelleerden
v.t.t.
  1. heb geappelleerd
  2. hebt geappelleerd
  3. heeft geappelleerd
  4. hebben geappelleerd
  5. hebben geappelleerd
  6. hebben geappelleerd
v.v.t.
  1. had geappelleerd
  2. had geappelleerd
  3. had geappelleerd
  4. hadden geappelleerd
  5. hadden geappelleerd
  6. hadden geappelleerd
o.t.t.t.
  1. zal appelleren
  2. zult appelleren
  3. zal appelleren
  4. zullen appelleren
  5. zullen appelleren
  6. zullen appelleren
o.v.t.t.
  1. zou appelleren
  2. zou appelleren
  3. zou appelleren
  4. zouden appelleren
  5. zouden appelleren
  6. zouden appelleren
diversen
  1. appelleer!
  2. appelleert!
  3. geappelleerd
  4. appellerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für appelleren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apelar appelleren; appèl aantekenen inroepen
formular apelación appelleren; appèl aantekenen
interponer apelación appelleren; appèl aantekenen
protestar appelleren; appèl aantekenen protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
recurrir appelleren; appèl aantekenen

Wiktionary Übersetzungen für appelleren:

appelleren
verb
  1. een beroep doen op, speculeren op

Verwandte Übersetzungen für appelleren