Niederländisch
Detailübersetzungen für bagatelliseren (Niederländisch) ins Spanisch
bagatelliseren:
bagatelliseren Verb (bagatelliseer, bagatelliseert, bagatelliseerde, bagatelliseerden, gebagetelliseerd)
-
bagatelliseren (vergoelijken)
-
bagatelliseren
Konjugationen für bagatelliseren:
o.t.t.
- bagatelliseer
- bagatelliseert
- bagatelliseert
- bagetelliseren
- bagatelliseren
- bagetelliseren
o.v.t.
- bagatelliseerde
- bagatelliseerde
- bagatelliseerde
- bagatelliseerden
- bagatelliseerden
- bagatelliseerden
v.t.t.
- heb gebagetelliseerd
- hebt gebagetelliseerd
- heeft gebagetelliseerd
- hebben gebagetelliseerd
- hebben gebagetelliseerd
- hebben gebagetelliseerd
v.v.t.
- had gebagetelliseerd
- had gebagetelliseerd
- had gebagetelliseerd
- hadden gebagetelliseerd
- hadden gebagetelliseerd
- hadden gebagetelliseerd
o.t.t.t.
- zal bagatelliseren
- zult bagatelliseren
- zal bagatelliseren
- zullen bagatelliseren
- zullen bagatelliseren
- zullen bagatelliseren
o.v.t.t.
- zou bagatelliseren
- zou bagatelliseren
- zou bagatelliseren
- zouden bagatelliseren
- zouden bagatelliseren
- zouden bagatelliseren
diversen
- bagatelliseer!
- bagatelliseert!
- gebagetelliseerd
- bagetelliserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bagatelliseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dar poca importancia a | bagatelliseren | |
disfrazar | bagatelliseren; vergoelijken | verkleden; vermommen |
encubrir | bagatelliseren; vergoelijken | achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bemantelen; beschermen; beschutten; camoufleren; gestolen goed verkopen; gezond maken; helen; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; verbloemen; verhelen; verhullen; versluieren; verzwijgen |
enmascarar | bagatelliseren; vergoelijken | bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren |
minimizar | bagatelliseren | minimaliseren |