Niederländisch
Detailübersetzungen für beconcurreren (Niederländisch) ins Spanisch
beconcurreren:
-
beconcurreren (concurreren; wedijveren)
Konjugationen für beconcurreren:
o.t.t.
- beconcurreer
- beconcurreert
- beconcurreert
- beconcurreren
- beconcurreren
- beconcurreren
o.v.t.
- beconcurreerde
- beconcurreerde
- beconcurreerde
- beconcurreerden
- beconcurreerden
- beconcurreerden
v.t.t.
- ben beconcurreerd
- bent beconcurreerd
- is beconcurreerd
- zijn beconcurreerd
- zijn beconcurreerd
- zijn beconcurreerd
v.v.t.
- was beconcurreerd
- was beconcurreerd
- was beconcurreerd
- waren beconcurreerd
- waren beconcurreerd
- waren beconcurreerd
o.t.t.t.
- zal beconcurreren
- zult beconcurreren
- zal beconcurreren
- zullen beconcurreren
- zullen beconcurreren
- zullen beconcurreren
o.v.t.t.
- zou beconcurreren
- zou beconcurreren
- zou beconcurreren
- zouden beconcurreren
- zouden beconcurreren
- zouden beconcurreren
diversen
- beconcurreer!
- beconcurreert!
- beconcurreerd
- beconcurrerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beconcurreren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
competir | strijden; vechten | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
competir | beconcurreren; concurreren; wedijveren | |
hacer competencia a | beconcurreren; concurreren; wedijveren |