Niederländisch
Detailübersetzungen für begeven (Niederländisch) ins Spanisch
begeven:
-
begeven (flippen)
fracasar; fliparse; derrumbar; quebrantar; desmoronarse; vencer; quebrar; derribar; derrumbarse; declinar; amortiguar; refractar; llevarse un chasco; llevarse un corte-
fracasar Verb
-
fliparse Verb
-
derrumbar Verb
-
quebrantar Verb
-
desmoronarse Verb
-
vencer Verb
-
quebrar Verb
-
derribar Verb
-
derrumbarse Verb
-
declinar Verb
-
amortiguar Verb
-
refractar Verb
-
llevarse un chasco Verb
-
llevarse un corte Verb
-
Konjugationen für begeven:
o.t.t.
- begeef
- begeeft
- begeeft
- begeven
- begeven
- begeven
o.v.t.
- begaf
- begaf
- begaf
- begaven
- begaven
- begaven
v.t.t.
- heb begeven
- hebt begeven
- heeft begeven
- hebben begeven
- hebben begeven
- hebben begeven
v.v.t.
- had begeven
- had begeven
- had begeven
- hadden begeven
- hadden begeven
- hadden begeven
o.t.t.t.
- zal begeven
- zult begeven
- zal begeven
- zullen begeven
- zullen begeven
- zullen begeven
o.v.t.t.
- zou begeven
- zou begeven
- zou begeven
- zouden begeven
- zouden begeven
- zouden begeven
diversen
- begeef!
- begeeft!
- begeven
- begevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze