Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bemoedigend:
  2. bemoedigen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bemoedigend (Niederländisch) ins Spanisch

bemoedigend:

bemoedigend Adjektiv

  1. bemoedigend (hartversterkend; opwekkend)

Übersetzung Matrix für bemoedigend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
confortador bemoedigend; hartversterkend; opwekkend getroost
confortante bemoedigend; hartversterkend; opwekkend

Wiktionary Übersetzungen für bemoedigend:

bemoedigend
adjective
  1. hoop gevend

bemoedigen:

bemoedigen Verb (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)

  1. bemoedigen (opbeuren)
  2. bemoedigen (troosten; ondersteunen; vertroosten; opbeuren)
  3. bemoedigen (aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; stimuleren)

Konjugationen für bemoedigen:

o.t.t.
  1. bemoedig
  2. bemoedigt
  3. bemoedigt
  4. bemoedigen
  5. bemoedigen
  6. bemoedigen
o.v.t.
  1. bemoedigde
  2. bemoedigde
  3. bemoedigde
  4. bemoedigden
  5. bemoedigden
  6. bemoedigden
v.t.t.
  1. heb bemoedigd
  2. hebt bemoedigd
  3. heeft bemoedigd
  4. hebben bemoedigd
  5. hebben bemoedigd
  6. hebben bemoedigd
v.v.t.
  1. had bemoedigd
  2. had bemoedigd
  3. had bemoedigd
  4. hadden bemoedigd
  5. hadden bemoedigd
  6. hadden bemoedigd
o.t.t.t.
  1. zal bemoedigen
  2. zult bemoedigen
  3. zal bemoedigen
  4. zullen bemoedigen
  5. zullen bemoedigen
  6. zullen bemoedigen
o.v.t.t.
  1. zou bemoedigen
  2. zou bemoedigen
  3. zou bemoedigen
  4. zouden bemoedigen
  5. zouden bemoedigen
  6. zouden bemoedigen
diversen
  1. bemoedig!
  2. bemoedigt!
  3. bemoedigd
  4. bemoedigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bemoedigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
estimular aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; instigeren; opwekken; prikkel; stimuleren; toejuichen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
instigar instigeren; opwekken
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aclamar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen bejubelen; ovatie brengen; toejuichen
alentar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; opbeuren; stimuleren; toemoedigen aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bezielen; moed inspreken; motiveren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren; toejuichen
animar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; opbeuren; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opleven; opmonteren; oppeppen; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toejuichen; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
aplaudir aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen applaudisseren; bejubelen; klappen; ovatie brengen; toejuichen
confortar bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten
consolar bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
envalentonar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; opbeuren; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
estimular aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bezielen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
incitar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
instigar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
provocar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanwakkeren; aanzetten tot; activeren; adviseren; berokkenen; bezielen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; pesten; plagen; porren; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; stimuleren; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken

Wiktionary Übersetzungen für bemoedigen:

bemoedigen
verb
  1. iemand een positievere kijk op de kansen geven

Cross Translation:
FromToVia
bemoedigen animar; alentar encourage — mentally support or motivate
bemoedigen alentar; animar réconforterrelever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.