Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. beschilderen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beschilderen (Niederländisch) ins Spanisch

beschilderen:

beschilderen [znw.] Nomen

  1. beschilderen
    el pintar

beschilderen Verb (beschilder, beschildert, beschilderde, beschilderden, beschilderd)

  1. beschilderen (verven; schilderen; lakken)
    pintar; teñir

Konjugationen für beschilderen:

o.t.t.
  1. beschilder
  2. beschildert
  3. beschildert
  4. beschilderen
  5. beschilderen
  6. beschilderen
o.v.t.
  1. beschilderde
  2. beschilderde
  3. beschilderde
  4. beschilderden
  5. beschilderden
  6. beschilderden
v.t.t.
  1. heb beschilderd
  2. hebt beschilderd
  3. heeft beschilderd
  4. hebben beschilderd
  5. hebben beschilderd
  6. hebben beschilderd
v.v.t.
  1. had beschilderd
  2. had beschilderd
  3. had beschilderd
  4. hadden beschilderd
  5. hadden beschilderd
  6. hadden beschilderd
o.t.t.t.
  1. zal beschilderen
  2. zult beschilderen
  3. zal beschilderen
  4. zullen beschilderen
  5. zullen beschilderen
  6. zullen beschilderen
o.v.t.t.
  1. zou beschilderen
  2. zou beschilderen
  3. zou beschilderen
  4. zouden beschilderen
  5. zouden beschilderen
  6. zouden beschilderen
diversen
  1. beschilder!
  2. beschildert!
  3. beschilderd
  4. beschilderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beschilderen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pintar beschilderen afbeelden; afschilderen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pintar beschilderen; lakken; schilderen; verven adviseren; afbeelden; afschilderen; doen lijken; iets aanraden; ingeven; portretteren; raden; schilderen; suggereren; tekenen; uitbeelden; uitschilderen; verbeelden; verpersonificeren; vertolken
teñir beschilderen; lakken; schilderen; verven inkleuren; kleuren; tinten