Niederländisch
Detailübersetzungen für bezigden (Niederländisch) ins Spanisch
bezigen:
-
bezigen (gebruiken; hanteren; gebruik maken van)
usar; utilizar; aprovechar; hacer uso de; consumir; emplear; introducir; iniciar-
usar Verb
-
utilizar Verb
-
aprovechar Verb
-
hacer uso de Verb
-
consumir Verb
-
emplear Verb
-
introducir Verb
-
iniciar Verb
-
-
bezigen (gebruiken; toepassen; aanwenden)
Konjugationen für bezigen:
o.t.t.
- bezig
- bezigt
- bezigt
- bezigen
- bezigen
- bezigen
o.v.t.
- bezigde
- bezigde
- bezigde
- bezigden
- bezigden
- bezigden
v.t.t.
- heb gebezigd
- hebt gebezigd
- heeft gebezigd
- hebben gebezigd
- hebben gebezigd
- hebben gebezigd
v.v.t.
- had gebezigd
- had gebezigd
- had gebezigd
- hadden gebezigd
- hadden gebezigd
- hadden gebezigd
o.t.t.t.
- zal bezigen
- zult bezigen
- zal bezigen
- zullen bezigen
- zullen bezigen
- zullen bezigen
o.v.t.t.
- zou bezigen
- zou bezigen
- zou bezigen
- zouden bezigen
- zouden bezigen
- zouden bezigen
diversen
- bezig!
- bezigt!
- gebezigd
- bezigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze