Niederländisch
Detailübersetzungen für bracht op (Niederländisch) ins Spanisch
opbrengen:
-
opbrengen (opleveren)
producir; rendir; dar frutos; dar resultados; proporcionar beneficios-
producir Verb
-
rendir Verb
-
dar frutos Verb
-
dar resultados Verb
-
Konjugationen für opbrengen:
o.t.t.
- breng op
- brengt op
- brengt op
- brengen op
- brengen op
- brengen op
o.v.t.
- bracht op
- bracht op
- bracht op
- brachten op
- brachten op
- brachten op
v.t.t.
- heb opgebracht
- hebt opgebracht
- heeft opgebracht
- hebben opgebracht
- hebben opgebracht
- hebben opgebracht
v.v.t.
- had opgebracht
- had opgebracht
- had opgebracht
- hadden opgebracht
- hadden opgebracht
- hadden opgebracht
o.t.t.t.
- zal opbrengen
- zult opbrengen
- zal opbrengen
- zullen opbrengen
- zullen opbrengen
- zullen opbrengen
o.v.t.t.
- zou opbrengen
- zou opbrengen
- zou opbrengen
- zouden opbrengen
- zouden opbrengen
- zouden opbrengen
en verder
- ben opgebraht
- bent opgebracht
- is opgebracht
- zijn opgebracht
- zijn opgebracht
- zijn opgebracht
diversen
- breng op!
- brengt op!
- opgebracht
- opbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opbrengen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dar frutos | opbrengen; opleveren | |
dar resultados | opbrengen; opleveren | |
producir | opbrengen; opleveren | aandoen; aanrichten; aanstichten; fabriceren; in het leven roepen; losmaken; maken; produceren; scheppen; teweegbrengen; veroorzaken; vervaardigen; voortbrengen |
proporcionar beneficios | opbrengen; opleveren | |
rendir | opbrengen; opleveren | inzet tonen; inzetten; overgeven; strijd opgeven; toegeven; zich over geven |
Wiktionary Übersetzungen für opbrengen:
opbrengen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opbrengen | → pagar; redituar; valer la pena; salir a cuenta | ↔ pay — to be profitable |
• opbrengen | → aplicar | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• opbrengen | → dar | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• opbrengen | → imponer | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |
• opbrengen | → poner; meter; colocar | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |
• opbrengen | → producir | ↔ produire — engendrer, donner naissance. |
• opbrengen | → relatar | ↔ rapporter — apporter une chose, la remettre au lieu où elle était. |
• opbrengen | → revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |