Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für contracteren (Niederländisch) ins Spanisch
contracteren:
-
contracteren (samentrekken)
-
contracteren (vastleggen)
Konjugationen für contracteren:
o.t.t.
- contracteer
- contracteert
- contracteert
- contracteren
- contracteren
- contracteren
o.v.t.
- contracteerde
- contracteerde
- contracteerde
- contracteerden
- contracteerden
- contracteerden
v.t.t.
- heb gecontracteerd
- hebt gecontracteerd
- heeft gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
v.v.t.
- had gecontracteerd
- had gecontracteerd
- had gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
o.t.t.t.
- zal contracteren
- zult contracteren
- zal contracteren
- zullen contracteren
- zullen contracteren
- zullen contracteren
o.v.t.t.
- zou contracteren
- zou contracteren
- zou contracteren
- zouden contracteren
- zouden contracteren
- zouden contracteren
en verder
- ben gecontracteerd
- bent gecontracteerd
- is gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
diversen
- contracteer!
- contracteert!
- gecontracteerd
- contracterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für contracteren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
comprimir | contracteren; samentrekken | bedenken; beperken; bijsluiten; bijvoegen; comprimeren; fantaseren; indammen; inkapselen; inperken; inpersen; insluiten; limiteren; omvatten; samendrukken; samenpersen; toevoegen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden |
contraer | contracteren; samentrekken | contract aangaan; opspannen; samenvouwen; spannen |
contratar | contracteren; vastleggen | aanwerven; benoemen; charteren; huren; in functie aanstellen; pachten; rekruteren; werven |
estipular | contracteren; vastleggen | bepalen; determineren; gebieden; gelasten; stipuleren; vaststellen; voorschrijven |
Wiktionary Übersetzungen für contracteren:
contracteren
Cross Translation:
verb
-
een contract sluiten
- contracteren → contratar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• contracteren | → ajustar; contratar; destajar | ↔ contracter — conclure un contrat. |