Niederländisch
Detailübersetzungen für draperen (Niederländisch) ins Spanisch
draperen:
-
draperen (met stof behangen)
cubrir; envolver; drapear; cubrir con tela-
cubrir Verb
-
envolver Verb
-
drapear Verb
-
cubrir con tela Verb
-
Konjugationen für draperen:
o.t.t.
- drapeer
- drapeert
- drapeert
- draperen
- draperen
- draperen
o.v.t.
- drapeerde
- drapeerde
- drapeerde
- drapeerden
- drapeerden
- drapeerden
v.t.t.
- heb gedrapeerd
- hebt gedrapeerd
- heeft gedrapeerd
- hebben gedrapeerd
- hebben gedrapeerd
- hebben gedrapeerd
v.v.t.
- had gedrapeerd
- had gedrapeerd
- had gedrapeerd
- hadden gedrapeerd
- hadden gedrapeerd
- hadden gedrapeerd
o.t.t.t.
- zal draperen
- zult draperen
- zal draperen
- zullen draperen
- zullen draperen
- zullen draperen
o.v.t.t.
- zou draperen
- zou draperen
- zou draperen
- zouden draperen
- zouden draperen
- zouden draperen
en verder
- is gedrapeerd
- zijn gedrapeerd
diversen
- drapeer!
- drapeert!
- gedrapeerd
- draperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze