Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gegriefd:
  2. grieven:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gegriefd (Niederländisch) ins Spanisch

gegriefd:

gegriefd Adjektiv

  1. gegriefd (gekwetst)
    ofendido; herido; insultado

Übersetzung Matrix für gegriefd:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
herido gewonde
ofendido beledigde
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
herido gegriefd; gekwetst aangeschoten; aangeslagen; gehavend; gekwetst; getroffen; gewond; onthutst; ontsteld; paf; perplex; pijnlijk getroffen
insultado gegriefd; gekwetst beledigd
ofendido gegriefd; gekwetst gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord

Verwandte Wörter für "gegriefd":


grieven:

grieven Verb (grief, grieft, griefde, griefden, gegriefd)

  1. grieven (pijn doen; kwetsen; krenken; zeer doen)

Konjugationen für grieven:

o.t.t.
  1. grief
  2. grieft
  3. grieft
  4. grieven
  5. grieven
  6. grieven
o.v.t.
  1. griefde
  2. griefde
  3. griefde
  4. griefden
  5. griefden
  6. griefden
v.t.t.
  1. heb gegriefd
  2. hebt gegriefd
  3. heeft gegriefd
  4. hebben gegriefd
  5. hebben gegriefd
  6. hebben gegriefd
v.v.t.
  1. had gegriefd
  2. had gegriefd
  3. had gegriefd
  4. hadden gegriefd
  5. hadden gegriefd
  6. hadden gegriefd
o.t.t.t.
  1. zal grieven
  2. zult grieven
  3. zal grieven
  4. zullen grieven
  5. zullen grieven
  6. zullen grieven
o.v.t.t.
  1. zou grieven
  2. zou grieven
  3. zou grieven
  4. zouden grieven
  5. zouden grieven
  6. zouden grieven
diversen
  1. grief!
  2. grieft!
  3. gegriefd
  4. grievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für grieven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dañar beschadigen; kwetsen
herir beschadigen; kwetsen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agraviar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen afgeven op; belasteren; beschimpen; bespotten; doordrijven; dwingen; forceren; geweld gebruiken; kwaadspreken; lasteren; smaden; uitschelden; verzwaren; zwaarder maken
causar perjuicio grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
dañar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; kapotmaken; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; moeren; mollen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden; smaden; toetakelen; verwonden
doler grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; deren; knauwen; kwaadspreken; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; smaden; zeer doen
hacer daño a una persona grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden
hacer mal grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aandoen; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; belasteren; benadelen; broddelen; duperen; iets misdoen; kladden; knauwen; knoeien; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; misdragen; misdrijven; morsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; neppen; omlijnen; pijn bezorgen; pijn doen; prutsen; rommelen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; tillen; vlekken; zeer doen
herir grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen afschieten; afvuren; belasteren; bezeren; blesseren; deren; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; schaden; schieten; schoten lossen; smaden; verwonden; vuren; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
injuriar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; beledigen; beschimpen; kwaadspreken; lasteren; schelden; smaden; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvloeken
ofender grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; benadelen; deren; duperen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; misdrijven; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden
perjudicar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden

Verwandte Wörter für "grieven":


Wiktionary Übersetzungen für grieven:

grieven
verb
  1. beledigen
  2. pijnigen

Cross Translation:
FromToVia
grieven queja complaint — a grievance, problem, difficulty, or concern; the act of complaining
grieven ofender; ultrajar offenseroutrager quelqu’un par une offense.