Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- gekruid:
- kruiden:
- kruien:
-
Wiktionary:
- gekruid → condimentado, aliñado, picante, sazonado, aromático
- kruiden → condimentar, sazonar, aliñar
- kruiden → condimento, especia, adobar, aliñar, condimentar, sazonar, aderezar, hierbas aromáticas
Niederländisch
Detailübersetzungen für gekruid (Niederländisch) ins Spanisch
gekruid:
Übersetzung Matrix für gekruid:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
condimentado | gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig | heet; pikant; scherp; scherp van smaak |
picante | gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig | gedurfd; geil; gewaagd; heet; hitsig; opgewonden; opwindend; pikant; pittig; prikkend; scherp; scherp van smaak; seksueel opgewonden; sexy; smaak prikkelend; stekend; vlijmend; vlijmscherp |
sazonado | gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig | heet; pikant; scherp; scherp van smaak |
kruiden:
-
de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
-
de kruiden (kruiderij)
-
kruiden (kruiden toevoegen)
Konjugationen für kruiden:
o.t.t.
- kruid
- kruidt
- kruidt
- kruiden
- kruiden
- kruiden
o.v.t.
- kruidde
- kruidde
- kruidde
- kruidden
- kruidden
- kruidden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruiden
- zult kruiden
- zal kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
o.v.t.t.
- zou kruiden
- zou kruiden
- zou kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
en verder
- ben gekruid
- bent gekruid
- is gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
diversen
- kruid!
- kruidt!
- gekruid
- kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kruiden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
condimento | kruiden; smaakstoffen; specerijen | aanmaken; bereiden; bereiding; kruiderij; smaakmaker; toebereiding; trendsetters |
especias | kruiden; kruiderij | kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij |
hierbas | kruiden; kruiderij | smaakmaker |
sabor | kruiden; smaakstoffen; specerijen | smaak; smaakstof; smaakwaarneming; ziel |
substancia aromática degustativa | kruiden; smaakstoffen; specerijen | smaakstof |
yerbas | kruiden; kruiderij | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sazonar | kruiden; kruiden toevoegen | rijp worden; rijpen |
Wiktionary Übersetzungen für kruiden:
kruiden
Cross Translation:
verb
-
specerij bij een gerecht doen
- kruiden → condimentar; sazonar; aliñar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kruiden | → condimento; especia | ↔ Gewürz — Pflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern |
• kruiden | → adobar; aliñar; condimentar; sazonar | ↔ season — to flavour food |
• kruiden | → aliñar; condimentar; sazonar; aderezar | ↔ spice — to add spice or spices to |
• kruiden | → sazonar | ↔ assaisonner — En cuisine |
• kruiden | → hierbas aromáticas | ↔ fines herbes — (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc. |
gekruid form of kruien:
-
kruien (karren)
Konjugationen für kruien:
o.t.t.
- krui
- kruit
- kruit
- kruien
- kruien
- kruien
o.v.t.
- kruide
- kruide
- kruide
- kruiden
- kruiden
- kruiden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruien
- zult kruien
- zal kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
o.v.t.t.
- zou kruien
- zou kruien
- zou kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
diversen
- krui!
- kruit!
- gekruid
- kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kruien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
transportar en carretilla | karren; kruien |