Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gelijk geven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gelijk geven (Niederländisch) ins Spanisch

gelijk geven:

gelijk geven Verb (geef gelijk, geeft gelijk, gaf gelijk, gaven gelijk, gelijk gegeven)

  1. gelijk geven (steunen; bijvallen)

Konjugationen für gelijk geven:

o.t.t.
  1. geef gelijk
  2. geeft gelijk
  3. geeft gelijk
  4. geven gelijk
  5. geven gelijk
  6. geven gelijk
o.v.t.
  1. gaf gelijk
  2. gaf gelijk
  3. gaf gelijk
  4. gaven gelijk
  5. gaven gelijk
  6. gaven gelijk
v.t.t.
  1. heb gelijk gegeven
  2. hebt gelijk gegeven
  3. heeft gelijk gegeven
  4. hebben gelijk gegeven
  5. hebben gelijk gegeven
  6. hebben gelijk gegeven
v.v.t.
  1. had gelijk gegeven
  2. had gelijk gegeven
  3. had gelijk gegeven
  4. hadden gelijk gegeven
  5. hadden gelijk gegeven
  6. hadden gelijk gegeven
o.t.t.t.
  1. zal gelijk geven
  2. zult gelijk geven
  3. zal gelijk geven
  4. zullen gelijk geven
  5. zullen gelijk geven
  6. zullen gelijk geven
o.v.t.t.
  1. zou gelijk geven
  2. zou gelijk geven
  3. zou gelijk geven
  4. zouden gelijk geven
  5. zouden gelijk geven
  6. zouden gelijk geven
diversen
  1. geef gelijk!
  2. geeft gelijk!
  3. gelijk gegeven
  4. gelijk gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gelijk geven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
estar de acuerdo instemmen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dar la razón a alguien bijvallen; gelijk geven; steunen
estar de acuerdo bijvallen; gelijk geven; steunen bijvallen; eens worden; instemmen; overeenkomen; overeenstemmen; rugsteunen; steunen

Verwandte Übersetzungen für gelijk geven