Niederländisch
Detailübersetzungen für geloof (Niederländisch) ins Spanisch
geloof:
-
het geloof (geloofsovertuiging; gezindheid; confessie; gezindte)
la religión; el crédito; la convicción religiosa; el culto; la creencias; la doctrina; la creencia; la inclinación; la convicciones -
het geloof (fiducie; vertrouwen; confidentie)
-
het geloof (godsdienst; religie)
la religión; la convicción religiosa; la creencia; el culto; la convicciones religiosas; la convicciones; la creencias
Übersetzung Matrix für geloof:
Verwandte Definitionen für "geloof":
Wiktionary Übersetzungen für geloof:
geloof
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geloof | → creencia | ↔ belief — mental acceptance of a claim as truth |
• geloof | → crédito | ↔ credence — acceptance of a belief or claim |
• geloof | → fe | ↔ faith — feeling that something is true |
• geloof | → fe; creencia | ↔ Glaube — religiöses Bekenntnis, Religion |
• geloof | → religión | ↔ Religion — im weiten Sinne: kodifizieren und/ oder auf Überlieferung beruhende Kult-/Glaubenspraxis und -Auslegung |
• geloof | → fe | ↔ foi — Croyance aux vérités de la religion. |
• geloof | → religión | ↔ religion — (religion) système de représentation du monde et de croyances reliant les hommes entre eux au sein de leurs communautés et les reliant à leur environnement naturel, fondé sur la foi dans l’existence de forces inconnues - appelées aussi Dieu(x) - qui lui ont d |
geloof form of geloven:
-
geloven (aannemen)
Konjugationen für geloven:
o.t.t.
- geloof
- gelooft
- gelooft
- geloven
- geloven
- geloven
o.v.t.
- geloofde
- geloofde
- geloofde
- geloofden
- geloofden
- geloofden
v.t.t.
- heb geloofd
- hebt geloofd
- heeft geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
v.v.t.
- had geloofd
- had geloofd
- had geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
o.t.t.t.
- zal geloven
- zult geloven
- zal geloven
- zullen geloven
- zullen geloven
- zullen geloven
o.v.t.t.
- zou geloven
- zou geloven
- zou geloven
- zouden geloven
- zouden geloven
- zouden geloven
en verder
- ben geloofd
- bent geloofd
- is geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
diversen
- geloof!
- gelooft!
- geloofd
- gelovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für geloven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
asumir | aannemen; geloven | aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen; ervan uitgaan; op zich nemen |
considerar | aannemen; geloven | aanmerken; afwegen; bedenken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; considereren; iets overwegen; in overweging nemen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden |
creer | aannemen; geloven | inleven; invoelen; meeleven; voelen |
creer en | aannemen; geloven | |
presumir | aannemen; geloven | aannemen; ervan uitgaan; gissen; gissing maken; grootspreken; opscheppen; opsnijden; postuleren; raden; snoeven; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen |
suponer | aannemen; geloven | aannemen; ervan uitgaan; gissen; gissing maken; raden; speculeren op; uitgaan van; veronderstellen |
- | aannemen |
Synonyms for "geloven":
Verwandte Definitionen für "geloven":
Wiktionary Übersetzungen für geloven:
geloven
Cross Translation:
verb
-
overtuigd zijn dat iets waar is
- geloven → creer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geloven | → creer | ↔ believe — to accept that someone is telling the truth (object: person) |
• geloven | → creer | ↔ believe — to accept as true |
• geloven | → creer | ↔ creed — believe |
• geloven | → suponer; pensar | ↔ think — guess, reckon |
• geloven | → entender | ↔ understand — to believe, based on information |
• geloven | → creer | ↔ glauben — religiös sein, an einen oder mehrere Gott glauben; in seinem Glauben überzeugt sein |
• geloven | → creer; suponer | ↔ glauben — »etwas glauben«/»glauben, dass«; subjektiv: |
• geloven | → creer; confiar | ↔ glauben — »jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen |
• geloven | → creer; recononcer | ↔ croire — tenir pour véritable. |