Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gesetteld:
  2. settelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gesetteld (Niederländisch) ins Spanisch

gesetteld:

gesetteld Adjektiv

  1. gesetteld (gevestigd)

Übersetzung Matrix für gesetteld:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
establecido gesetteld; gevestigd bepaald; gedetermineerd; gefundeerd; gegrond; geschat; gesticht; gevestigd; gezeten; ingetrokken; opgericht; woonachtig; zetelend

settelen:

settelen Verb (settel, settelt, settelde, settelden, gesetteld)

  1. settelen (koloniseren; vestigen)

Konjugationen für settelen:

o.t.t.
  1. settel
  2. settelt
  3. settelt
  4. settelen
  5. settelen
  6. settelen
o.v.t.
  1. settelde
  2. settelde
  3. settelde
  4. settelden
  5. settelden
  6. settelden
v.t.t.
  1. heb gesetteld
  2. hebt gesetteld
  3. heeft gesetteld
  4. hebben gesetteld
  5. hebben gesetteld
  6. hebben gesetteld
v.v.t.
  1. had gesetteld
  2. had gesetteld
  3. had gesetteld
  4. hadden gesetteld
  5. hadden gesetteld
  6. hadden gesetteld
o.t.t.t.
  1. zal settelen
  2. zult settelen
  3. zal settelen
  4. zullen settelen
  5. zullen settelen
  6. zullen settelen
o.v.t.t.
  1. zou settelen
  2. zou settelen
  3. zou settelen
  4. zouden settelen
  5. zouden settelen
  6. zouden settelen
en verder
  1. ben gesetteld
  2. bent gesetteld
  3. is gesetteld
  4. zijn gesetteld
  5. zijn gesetteld
  6. zijn gesetteld
diversen
  1. settel!
  2. settelt!
  3. gesetteld
  4. settelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für settelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
colonizar koloniseren; settelen; vestigen
establecer koloniseren; settelen; vestigen aanstellen; arrangeren; benoemen; bepalen; bouwen; construeren; determineren; iets op touw zetten; initiëren; inrichten; installeren; instellen; invoeren; op gang brengen; oprichten; optrekken; overeindzetten; plaats toekennen; plaatsen; regelen; stichten; vaststellen
fundar koloniseren; settelen; vestigen aarden; arrangeren; begronden; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; initiëren; instellen; invoeren; onderbouwen; onderheien; op gang brengen; oprichten; regelen; stichten

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für gesetteld