Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gestapeld:
  2. stapelen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gestapeld (Niederländisch) ins Spanisch

gestapeld:

gestapeld Adjektiv

  1. gestapeld
    apilado; amontonado
  2. gestapeld
    Apilado

Übersetzung Matrix für gestapeld:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Apilado gestapeld
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
amontonado gestapeld
apilado gestapeld

gestapeld form of stapelen:

stapelen Verb (stapel, stapelt, stapelde, stapelden, gestapeld)

  1. stapelen (op elkaar stapelen; opstapelen; opeenhopen; op elkaar zetten)

Konjugationen für stapelen:

o.t.t.
  1. stapel
  2. stapelt
  3. stapelt
  4. stapelen
  5. stapelen
  6. stapelen
o.v.t.
  1. stapelde
  2. stapelde
  3. stapelde
  4. stapelden
  5. stapelden
  6. stapelden
v.t.t.
  1. heb gestapeld
  2. hebt gestapeld
  3. heeft gestapeld
  4. hebben gestapeld
  5. hebben gestapeld
  6. hebben gestapeld
v.v.t.
  1. had gestapeld
  2. had gestapeld
  3. had gestapeld
  4. hadden gestapeld
  5. hadden gestapeld
  6. hadden gestapeld
o.t.t.t.
  1. zal stapelen
  2. zult stapelen
  3. zal stapelen
  4. zullen stapelen
  5. zullen stapelen
  6. zullen stapelen
o.v.t.t.
  1. zou stapelen
  2. zou stapelen
  3. zou stapelen
  4. zouden stapelen
  5. zouden stapelen
  6. zouden stapelen
en verder
  1. ben gestapeld
  2. bent gestapeld
  3. is gestapeld
  4. zijn gestapeld
  5. zijn gestapeld
  6. zijn gestapeld
diversen
  1. stapel!
  2. stapelt!
  3. gestapeld
  4. stapelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stapelen [znw.] Nomen

  1. stapelen (ophopen)
    el aumento; la acumulación

Übersetzung Matrix für stapelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acumulación ophopen; stapelen accumulatie; bende; berg; cumulatie; cumuleren; groep; hoop; massa; opaarden; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapelen; opstapeling; opstopping; samenscholing; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stel; troep; verhogen; verstopping; verzameling
aumento ophopen; stapelen aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acumular op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; hopen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenpakken; samenrapen; sparen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumularse op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen aangroeien; accumuleren; cumuleren; hopen; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; vermenigvuldigen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
amontonar op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen
apilar op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen; zich ophopen; zich opstapelen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aumento sprong; stijging

Verwandte Wörter für "stapelen":


Wiktionary Übersetzungen für stapelen:


Cross Translation:
FromToVia
stapelen acumular; arrumar; apilar pile up — to form a pile etc.
stapelen apilar stack — To place objects or material in the form of a stack
stapelen acopiar; acumular; amontonar; apiñar; reunir entassermettre en tas.
stapelen recoger ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
stapelen coleccionar; acumular; reunir; juntar rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.