Niederländisch
Detailübersetzungen für inbrengen (Niederländisch) ins Spanisch
inbrengen:
-
inbrengen (geld opleveren)
-
inbrengen (invoegen)
introducir; insertar; intercalar; inserir-
introducir Verb
-
insertar Verb
-
intercalar Verb
-
inserir Verb
-
-
inbrengen (invoegen)
-
inbrengen (doen in; instoppen; indoen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben; bijdragen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben)
Konjugationen für inbrengen:
o.t.t.
- breng in
- brengt in
- brengt in
- brengen in
- brengen in
- brengen in
o.v.t.
- bracht in
- bracht in
- bracht in
- brachten in
- brachten in
- brachten in
v.t.t.
- heb ingebracht
- hebt ingebracht
- heeft ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
v.v.t.
- had ingebracht
- had ingebracht
- had ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
o.t.t.t.
- zal inbrengen
- zult inbrengen
- zal inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
o.v.t.t.
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
en verder
- is ingebracht
diversen
- breng in!
- brengt in!
- ingebracht
- inbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het inbrengen (erin brengen)